Huvadingen's Blog

Just another WordPress.com weblog

eDing 1: Weblogs

Auteur: Margreet van den Berg, ICT en Onderwijs

Inleiding

Dagelijks starten duizenden mensen een weblog. Een weblog is een soort dagboek waarin een persoon of een groep personen op gezette tijden vertellen wat ze gedaan, gezien, gehoord,  geleerd of beleefd hebben. Voor de een is het schrijven in een weblog een persoonlijk dagboek waar het leven van alledag aan toevertrouwd wordt, voor de ander is het een manier om opgedane kennis en nieuwtjes aan vak- of hobbygenoten over te brengen.
Een weblog heeft de volgende kenmerken:

  • Berichten worden met een zekere regelmaat geplaatst. Het nieuwste bericht staat bovenaan op de weblog; oude berichten verdwijnen na verloop van tijd uit beeld;
  • Er wordt automatisch een archief opgebouwd van oude berichten;
  • Met zoekfunctie kan de weblog worden doorzocht;
  • Aan elk bericht kunnen ‘labels’ of ‘tags’ worden toegekend: trefwoorden die aangeven waar het bericht over gaat;
  • Aan de zijkant(en) komen vaak gadgets (soms ook widgets genoemd) voor, waarin informatie van elders in een blokje wordt getoond;
  • De meeste bloggers verwijzen naar collega-bloggers. Dit wordt wel een ‘blogroll’ genoemd;
  • De allerbelangrijkste functie van een weblog is de mogelijkheid om te reageren op een bericht. Zodoende kan er een discussie ontstaan tussen de lezers van de weblog en komt het blog tot leven.

Bedrijven en organisaties kunnen een weblog onderhouden om klanten te informeren over hun producten of om tussen de medewerkers onderling een conversatie op gang te brengen. Veel mensen houden privé een weblog bij, bijvoorbeeld om tijdens een verre reis vrienden en familie op de hoogte te houden van hun wel en wee, maar er zijn ook bloggers die hun weblog gebruiken om te vertellen over hun studie of hun werk. Onderaan deze cursus staat een lijstje van Edublogs: weblogs van mensen uit het onderwijs die in hun weblog schrijven over onderwijs.

Weblogs in het onderwijs

Een weblog kan voor verschillende doeleinden in het onderwijs ingezet worden, en kunnen zowel voor studenten als voor docenten een bruikbaar middel zijn.

Een weblog kan ingezet worden bij:

  • Samenwerking in groepen, bijv. wanneer studenten in groepen werken aan een casus. In zijn weblog beschrijft elke student zijn vorderingen; de anderen uit de groep kunnen daarop reageren.
  • Projecten die gedurende langere tijd uitgevoerd worden, bijv. een stage, een serie colleges of het bijhouden van een leesdossier. In zijn weblog doet de student verslag van zijn vorderingen.
  • Reflectie op een onderwerp, bijv. om een actueel onderwerp te bespreken. Een bijzondere vorm van reflectie is het portfolio: in een weblog kunnen studenten hun eigen vorderingen bijhouden en hierop reflecteren.

Je kunt als docent ervoor kiezen om studenten samen te laten werken in één weblog, of elke student een eigen weblog bij te laten houden. In beide gevallen kunnen anderen reageren op de gepubliceerde posts. De docent kan als begeleider optreden door de voortgang te controleren en feedback te geven. Voor de studenten is het werken in een weblog, naast het bereiken van de vakgebonden leerdoelen, een training in het goed documenteren, evalueren en verwerken van informatie. Deze informatievaardigheden komen tijdens de hele opleidingsperiode èn daarna van pas.

Ook als docent kan je een weblog gebruiken, bijvoorbeeld om informatie met je collega’s uit te wisselen of om studenten te begeleiden bij het uitvoeren van opdrachten of projecten. Een weblog kan ook ingezet worden als communicatiemiddel met derden: stagebedrijven, sponsors, andere opleidingen in binnen- of buitenland of met alumni.

Tips en trucs

Wie studenten een eigen weblog laat maken zal er behoefte aan hebben om de inhoud van al die blogs op de een of andere manier bij elkaar te laten komen om te kunnen volgen wat op die blogs geschreven wordt. Vaak wordt hiervoor gebruik gemaakt van een RSS-reader zoals Netvibes (kijk bij eDing 2 voor meer informatie over RSS-readers). Met het programma Feedly, een add-on (=een programma dat je kunt inbouwen) in de (gratis) browser Firefox, kan je de posts van verschillende blogs per blog bij elkaar zetten òf ze op datum rangschikken. Handig als je de posts van de blogs van een groep studenten bij elkaar wilt houden.

Opdrachten

Je gaat in de komende weken berichten schrijven over jouw ervaringen met de ‘21eDingen’. De titel van je posting over een eDing is altijd nummer en naam van het eDing dat je bespreekt, dus bijv. ‘eDing 6. Bellen via internet’ of ‘eDing 15. Creative Commons’. Iedere posting over een eDing moet gaan over wat jij ontdekt en geleerd hebt over dat eDing. Vertel wat je er goed aan vond, of waarom het juist niets voor jou is. Wat verraste je, ga je er vaker gebruik van maken? Welke mogelijkheden zie je voor jou als docent of ICT&O-medewerker, voor je studenten of voor jezelf?

  1. Je weblog kun je zien als je portfolio waarin je je expertise laat zien op het gebied van het gebruik van de 21eDingen in het onderwijs, als plek waarop je met anderen je ervaringen deelt en als archief waarop je terug kunt vallen als je iets vergeten bent. Je zult merken dat je door reacties van anderen je eigen ideeën scherper in beeld krijgt en op nieuwe ideeën wordt gebracht. Tenslotte is je weblog de manier om met je begeleider in deze cursus te communiceren, vragen te stellen en met medecursisten van gedachten te wisselen.
    Er zijn vele aanbieders van gratis weblogsoftware, maar onze voorkeur bij deze training gaat uit naar Blogger.com, van Google.  Blogger is Nederlandstalig, eenvoudig te gebruiken en omdat je voor een aantal van de eDingen een Gmailaccount (een mailaccount bij Google) gaat maken, is het handig om ook de Google-weblogtool te gebruiken.  Maar als je liever met andere weblogsoftware wilt werken (wordpress.com, web-log.nl: ga je gang. Jij moet er gemakkelijk mee overweg kunnen.  Het maken van een Blogger-weblog kost je slechts enkele minuten en gaat in een paar stappen. Klik hier om een filmpje te bekijken over het maken van een weblog bij Blogger, of volg de onderstaande instructies:

    • Maak een account bij Gmail. Gmail is niet alleen een prettig e-mailprogramma, maar je hebt het ook nodig als je zelf accounts gaat maken bij de Web 2.0 toepassingen die je gaat ontdekken. Bovendien kun je met je Gmailaccount  inloggen op YouTube, Google Docs, Google Talk én het is de sleutel tot je nieuwe weblog.  Onthoud je gebruikersnaam en wachtwoord. Het is slim om gedurende het gehele 21eDingen programma hetzelfde e-mailadres, gebruikersnaam en wachtwoord te kiezen, voor alle Web 2.0 toepassingen waarop je je in de komende periode gaat abonneren.
    • Maak je weblog actief. startscherm-BloggerDirect nadat je Gmailaccount actief is geworden, ga je naar Blogger.com. De website zal je herkennen aan je Gmailaccount en vanaf hier is het een kwestie van goed lezen en de stappen volgen.  Overigens kan het ook zijn dat je arriveert op een pagina die er uit ziet als op de afbeelding hiernaast. Vul dan je Gmail gebruikersgegevens in en klik op Aanmelden.
    • Geef je weblog een naam. Realiseer je, dat de hele wereld je weblog kan lezen. Misschien wil je om die reden niet je echte naam gebruiken. Het is dan verstandig om een anonieme naam te gebruiken die echter goed bij je past. Het kiezen van een schuilnaam is bovendien spannend, omdat je dan moet gissen welke collega zich verschuilt achter ´psyteacher’, ‘HO-writer’ of ‘UU23’. Tenslotte geeft het schrijven onder een pseudoniem je misschien een groter gevoel van vrijheid.  Anderzijds kan je er ook voor kiezen om onder je eigen naam te publiceren. Bloggers die met open vizier schrijven over onderwijszaken worden over het algemeen meer gewaardeerd door de lezers.  De URL van je weblog bij Blogger ziet er volgens deze opbouw uit:  http://21edingen.blogspot.com  oftewel: http://naam.blogspot.com (Let op: er staat géén www in het adres).  Onthoud het adres van je weblog en/of maak er een favoriet van.
    • Selecteer een sjabloon. Blogger heeft een aantal standaard sjablonen voor de opmaak van je weblog. Kies er één uit die bij je past. Ook andere weblog aanbieders hebben sjablonen beschikbaar die elk een eigen uitstraling hebben. Kom je er niet uit, raadpleeg dan de Help pagina’s of raadpleeg één van je collega’s.
    • Meld je aan. Je gaat je weblog in de eerste plaats bijhouden voor jezelf. Maar de begeleider van deze cursus gaat je daarbij wel ondersteunen door je blogberichten van feedback te voorzien. En daarom moet je weblog wel bij ons bekend zijn.
    • Stuur daarom een mailtje met de gegevens van je weblog (naam en URL) naar de moderator van dit eding.  In de eerste f2f bijeenkomst is besproken wie dat is. De moderator zorgt ervoor dat de link op de pagina Deelnemersblogs wordt opgenomen.

  2. Schrijf een blogpost waarin je je, eventueel onder pseudoniem, kort voorstelt.
  3. Schrijf een tweede bericht, waarin je iets vertelt over jouw ervaringen tot nu toe zijn met de Web 2.0 toepassingen die in deze cursus behandeld worden. Welke dat zijn kun je zien  aan de rechterkant van deze pagina in het overzicht van eDingen die behandeld worden.
  4. Nog géén idee wat die term inhoudt, kijk dan eens naar wat Wikipedia erover zegt. Of blader eens door deze presentatie over  ‘sociale software’ oftewel web 2.0-software (want daar gaat het in 21eDingen vooral over).

Voor gevorderden

  • Bekijk enkele van de hieronder genoemde Onderwijsblogs. Misschien ontdek je via de blogrolls nog andere weblogs die voor jou interessant zijn.
  • Welke mogelijkheden zie je in het gebruik van een weblog als didactisch hulpmiddel?
  • Schrijf een blogbericht over je ontdekkingen en maak links, als je wilt verwijzen naar andere weblogs. Ook zijn we benieuwd naar je mening over weblogs voor eigen gebruik en voor gebruik in de cursussen die je verzorgt.

Achtergrondinformatie

november 10, 2009 Posted by | eDing | 3 reacties

eDing 2: RSS

Auteur: Margreet van den Berg, ICT en Onderwijs

Inleiding

Hoe zou je het vinden als je automatisch op de hoogte wordt gehouden van nieuwe ontwikkelingen op jouw vakgebied? Als je niet meer zelf allerlei websites hoeft te bezoeken om na te gaan of er iets nieuws gepubliceerd is? Dat kan met RSS: die kleine, meestal oranje icoontjes op websites, weblogs en wiki’s. RSS maakt het voor jou als docent, ICTO-medewerker of als nieuwsgierig mens, een stuk eenvoudiger én efficiënter om bij te blijven op je vak- en/of interessegebied. De tijd die je gebruikt om je favoriete websites te bezoeken, kun je dankzij RSS effectiever besteden, omdat de nieuwe informatie automatisch naar je toe komt op het moment dat ze op een website gepubliceerd worden.

RSS staat voor “Really Simple Syndication”. ‘To syndicate’ kan vertaald worden met ‘door een (pers)syndicaat laten publiceren’. RSS is dus een eenvoudige manier om iets te publiceren, nl. een bekendmaking wanneer er iets nieuws is gezet op een website of weblog. Wanneer een website is voorzien van RSS, zul je doorgaans één van de symbolen zien zoals hierboven zijn afgebeeld. Via dit symbool kun je je (gratis) ‘abonneren’ op een website: je ontvangt dan automatisch (de headlines van) elk nieuw bericht dat hierop verschijnt. Dat werkt als volgt. Als je het RSS-ikoontje van een weblog of website aanklikt krijg je een pagina te zien met een overzicht van de laatste berichten van die site, de ‘RSS-feeds’. Die pagina is eigenlijk niet voor jou bedoeld, en een bezoek eraan levert je ook niks op. Die pagina is bedoeld voor een RSS-reader: een programma dat niets anders doet dan regelmatig een kijkje te nemen op de RSS-pagina’s van de websites waarop jij je hebt geabonneerd. Het programma haalt de nieuwe berichten op en zet ze in de reader bij elkaar zodat jij ze daar kunt lezen, zonder naar de website zelf te hoeven gaan. Je abonneert je op de berichten van een website of weblog door de URL van de RSS-feed (het adres van de RSS-pagina, bijv. http://www.gorissen.info/Pierre/xml-rss2.php) in je feedreader te plakken als je kiest voor ‘subscribe’ of ‘voeg toe’.

Er zijn feedreaders die je moet installeren op je eigen computer, en er zijn online feedreaders. Om van een online feedreader gebruik te maken, hoef je niets te installeren op computer: alles gebeurt online. Een voorbeeld van zo’n online feedreader is Netvibes. Je kunt ook gebruik maken van iGoogle om je feeds te beheren. iGoogle is één van de programma’s (applicaties, oftewel ‘apps’) die Google biedt als je daar een account hebt aangemaakt.

RSS kun je inzetten wanneer je direct wilt worden geïnformeerd over websites of onderwerpen die jouw specifieke interesse hebben:

  • Je hebt vast wel een lijst van websites die je regelmatig, zo niet dagelijks bezoekt. Deze websites zijn wellicht belangrijk voor je; privé of voor je werk. Het bezoeken van websites kost veel tijd en is niet altijd efficiënt, zeker wanneer de nieuwswaarde laag is. RSS is een handig hulpmiddel wanneer je via deze websites geïnformeerd wilt worden over alleen die onderwerpen die jouw interesse hebben.
  • Misschien ben je geabonneerd op een aantal digitale nieuwsbrieven van organisaties die voor jou belangrijk zijn. Deze nieuwsbrieven ontvang je met een bepaalde regelmaat via e-mail. Om direct het meest actuele nieuws te kunnen ontvangen over een onderwerp dat jouw specifieke interesse heeft (waarbij je dus niet te hoeft te wachten op een nieuwsbrief) kun je gebruik maken van RSS.

RSS in het onderwijs

RSS biedt in het onderwijs verschillende mogelijkheden: je kunt volgen wat er op websites op jouw vakgebied gepubliceerd wordt, je kunt anderen laten volgen wat je zelf publiceert op het web en je kunt zoeken in nieuwswebsites en weblogs. Deze mogelijkheden werken we hieronder uit.

  1. Zelf bijblijven via RSS
    RSS gebruik je om op de hoogte te blijven van nieuws op jouw vakgebied. Je maakt daarvoor gebruik van een RSS-reader. Je kunt je abonnementen privé houden, maar als je een online reader gebruikt, kan je je abonnementen online delen zodat vakgenoten en studenten kunnen zien welke websites en weblogs jij volgt. Daarmee geef je hen aanknopingspunten om zelf hun kennis op jouw vakgebied te verbreden. Als zij ook een online, openbaar toegankelijke RSS-reader gebruiken kan jij op jouw beurt zien welke websites zij volgen. Je kunt ook met een aantal mensen samen gezamenlijk één online RSS-reader vullen: elke gebruiker maakt vult dan zijn eigen tabblad of pagina. Dan moet je natuurlijk wel goede afspraken maken wie eindverantwoordelijk is voor de pagina (beheer wachtwoord, aanmaken profiel enz.) en wat er in de reader komt te staan (bijv. alleen werk-of studiegerelateerde sites of niet, voegt elke gebruiker feeds toe op het totale vakgebied of neemt hij een deelgebied voor zijn rekening, enz.).

    Vaak kan je je via RSS abonneren op online vaktijdschriften. Je krijgt dan bericht als er een nieuwe aflevering verschijnt met daarbij vaak een inhoudsopgave en eventueel ook een korte samenvatting van de inhoud en auteursinformatie. Je kunt ook via RSS de site van vakverenigingen of vakgenootschappen en van collega-universiteiten en -hogescholen in binnen- en buitenland in de gaten houden. En natuurlijk kun je op de hoogte blijven van wat je vakbroeders en –zusters doen via de RSS-feed van hun persoonlijke weblogs. Bijna alle weblogs kun je volgen via RSS. Als je een website bezoekt die voorzien is van een RSS-feed, dan verschijnt in de browser meestal een tekentje:

    in Firefox,

    in Internet Explorer.

    Als je sites bezoekt op jouw vakgebied is het handig om hierop te letten. Als je de website verder wilt volgen kan je deze toevoegen aan je feedreader.

    Als je nog meer feeds zoekt op het gebied van onderwijs, dan kan je zoeken via:

    • een blogroll:
      Een blogroll kan je beschouwen als een lijst van favorieten van een weblogger. Weblogs kunnen interessant zijn voor je vak- en/of interessegebied omdat via weblogs veel (actuele) informatie wordt uitgewisseld waarover webloggers met elkaar van gedachten wisselen cq. in discussie gaan. Blogrolls zijn meestal in een zijmenu geplaatst. Veel webloggers linken naar elkaar, ook om bezoek naar de eigen weblog te genereren. Een voorbeeld van weblogs met een blogroll vind je bij ‘Trendmatcher tussen ICT en onderwijs‘ (aan de rechterkant onder ‘ik kijk ook bij’) en de weblog van het ‘E-learning team ROC Aventus‘ (’leessuggesties weblogs’)
      Het zal je mogelijk opvallen dat alle weblogs zijn voorzien van RSS. Het is ook dankzij de weblogs dat RSS bekend geraakt is.
    • verzamelingen: het gaat hierbij om door individuen of organisaties verzamelde RSS feeds. Een voorbeeld hiervan zijn de verzamelde feeds van de wiki Edublogs. Deze wiki is opgezet door een aantal edubloggers. Er is niet zo heel veel activiteit meer maar de blogs die hier verzameld zijn kunnen een basis zijn voor je eigen collectie,
    • je collega’s. Vraag eens rond wie van hen al iets met RSS doet. Misschien zijn er wel collega’s met een weblog of een Hyvespagina die je kunt volgen met RSS.
    • Er zijn ook sites die niet voorzien zijn van een RSS-feed maar die je wel in de gaten wilt houden. In dat geval kun je gebruik maken van diensten die een RSS feed maken, die je vervolgens in je RSS reader kunt volgen. Page2RSS is zo’n dienst. Kies bij het maken van de feed wel voor de webpagina waarop de nieuwsberichten staan. Met Google Alerts kan je van een zoekopdracht een feed maken, en die opnemen in je feedreader. Daarover vind je meer informatie onder punt 3.

  2. Anderen jou laten volgen via RSS
    Je kunt natuurlijk ook zelf RSS inzetten om anderen de mogelijkheid te bieden te volgen wat er gebeurt op jouw website of blog of van wat je studenten doen. Je moet dan voor elke pagina die je wilt laten volgen een RSS-feed aanmaken. Bij veel software, zoals bij Blogger, zit die mogelijkheid al ingebakken in de software en hoef je alleen maar aan te vinken of je de lezers van je website een feed wilt aanbieden. Maar als die mogelijkheid niet bestaat kun je je eigen feed maken met behulp van Page2RSS.
  3. Zoeken naar informatie op nieuwssites en weblogs die voorzien zijn van RSS
    Er zijn diverse zoekmachines die zich volledig hebben toegelegd op het vindbaar maken van nieuws binnen RSS feeds. Als een blogger of een nieuwsdienst iets publiceert, is het dankzij RSS vaak al binnen enkele minuten vindbaar op deze zoeksites. Voor zoekacties in het laatste nieuws is het dus slim om dit speciale zoekgereedschap te gebruiken:

    • Google Blogsearch. Een onderdeel van de zoekmachine dat je niet zomaar vindt vanaf de Google startpagina. Het is na een zoekactie handig de resultaten te sorteren op datum.
    • Bloglines heeft een prima zoekmachine die ook te gebruiken is als je géén account hebt bij deze dienst. Je kunt zoeken op: onderwerp (”zoeken naar feeds”) of willekeurige woorden (”zoeken naar postings”).
    • Technorati. Met de zoekmachine van Technorati kun je aangeven of je wilt zoeken in alle blogs die in de index van deze zoekmachine zijn opgenomen, of alleen in blogs die in meerdere of mindere mate bekend zijn (any authority, a little authority, some authority, a lot of authority).

    Met behulp van Google Alert kun je een feed maken van een zoekvraag van Google. Je krijgt dan bericht als Google nieuwe pagina’s in zijn index heeft opgenomen die beantwoorden aan jouw zoekvraag. Je kunt je daarover een mailtje laten sturen maar je kunt ook op de hoogte blijven via een RSS-feed die Google aanmaakt.

Tips en trucs

RSS werkt pas goed, als je het lezen van de feeds opneemt in je dagelijkse routine. Vergelijk dit met het lezen van e-mail. Je kunt dat doen door je RSS programma altijd “open” te hebben staan. Het risico daarvan is dat het je afleidt van je andere werkzaamheden. Daarom is het soms beter om je feeds te bekijken op een vast moment van de dag, bijvoorbeeld wanneer je ’s morgens je computer aan zet of het laatste half uur voordat je stopt met werken.
Veel mensen zijn bang dat het bijhouden van al die feeds veel tijd kost. Dat blijkt in de praktijk vaak mee te vallen omdat RSS-readers de mogelijkheid bieden om eerst alleen de koppen te scannen. Als je daarvan slim gebruik maakt en alleen verder klikt naar of leest wat voor jou op dat moment relevant is, dan blijft de tijd die je besteed aan het lezen van weblogs beperkt. Blijf daarnaast altijd kritisch waar je je op abonneert en toets regelmatig of de ontvangen feeds nog wel zinvol voor je zijn. Als een feed niet (meer) interessant is, verwijder hem dan uit je lijst.

Feedreaders en andere manieren om feeds te lezen
Wie studenten een eigen weblog laat maken zal er behoefte aan hebben om de inhoud van al die blogs op de een of andere manier bij elkaar te laten komen om te kunnen volgen wat op die blogs geschreven wordt. Vaak wordt hiervoor gebruik gemaakt van een RSS-reader zoals Netvibes, een online reader, of FeedDemon (een feedreader die je installeert op je eigen p.c.). Ook Google biedt mogelijkheden om bij te houden wat er op verschillende weblogs is gepost: iGoogle en Google Feedreader. iGoogle lijkt een beetje op Netvibes: per blog (of sites waar regelmatig nieuwe berichten worden geplaatst, zoals kranten, profielsites, weerberichten enz.) plaats je een blokje waarin de RSS-feeds te lezen zijn. Bij Google reader krijg je een overzicht van alle feeds waarop je je hebt geabonneerd onder elkaar. Voor zowel iGoogle als Google Reader heb je een Google account nodig.
In al deze feedreaders kan je mapjes of tabbladen maken waarin je bij elkaar horende feeds bij elkaar zet, bijvoorbeeld de feeds van alle weblogs die je volgt op je eigen vakgebied of op het gebied van didactiek, of de weblogs van een groep studenten.

Bij het vorige eDing hebben we het al gehad over Feedly. Met dit programma, dat je in kunt bouwen in de browser Firefox, kan je niet alleen de feeds per weblog bij elkaar zetten, maar ook de feeds van een aantal weblogs bij elkaar in chronologische volgorde.

Je kunt weblogs ook volgen door de feeds in je e-mailclient (bijv. Outlook, vanaf versie 2007) of je browser (bijv. Internet Explorer te zetten. Bij Internet Explorer werkt dat als volgt: als je op een website met een RSS-feed komt, verschijnt er een oranje RSS-icoon in de opdrachtbalk. Als je die aanklikt, zie je welke feeds er op die pagina te vinden zijn. Klik vervolgens de feed aan die je wilt bekijken (bijv. van de blogposts zelf of van de reacties op de blogsposts).

RSS-icoon-aanklikken

Klik het RSS-icoon aan


abonneren-via-outlook-en-browser-stap2

Klik de feed aan die je wilt volgen

Je kunt je feeds bij Internet Explorer bekijken bij je favorieten en bij Outlook in het mapje RSS-kanalen:

bekijken-feeds-outlook

RSS-feeds bekijken in Outlook


bekijken-feeds-browser

RSS-feeds bekijken in Internet Explorer

Opdrachten

  1. Neem een account bij Netvibes. Ga naar de website van SURFspace (www.surfspace.nl) en zoek daar de RSS-feed. Klik erop om je te abonneren op deze feed. Klik desgewenst hier voor uitleg hoe je dit moet doen. Er zijn meerdere feeds op SURFspace: Je kunt je ook abonneren op alleen een RSS-feed van één van de thema’s;
  2. Bij het vorige eDing heb je al een aantal vakgerelateerde weblogs bekeken. Teken je in op de RSS-feeds van de weblogs die je wilt volgen;
  3. Zoek tenminste 5 andere, voor jou relevante weblogs of websites en schrijf je daarop in;
  4. Schrijf een blogpost over het werken met RSS:
    • Geef een link naar een weblog op jouw vakgebied en beschrijf kort wat daar te vinden is;
    • Geef in je post aan hoe studenten in jouw vakgebied gebruik kunnen maken van RSS (anderen volgen, zelf gevolgd worden of zoeken in weblogs en nieuwssites) en waarom nieuwssites en weblogs wel of niet belangrijk zijn in jouw vakgebied.

Voor gevorderden

  • Experimenteer met enkele van de hierboven genoemde zoektools, die je helpen om nieuwe RSS feeds te vinden op het gebied van onderwijs, je vak- en/of interessegebied;
  • Maak een feed van een zoekterm op je eigen vakgebied en abonneer je op de RSS-feed ervan. Wat dacht je van vaktermen, de naam van je onderwijsinstelling of misschien je eigen naam (dat noemen ze een ‘ego-feed’);
  • Schrijf over je uitwerking een stukje op je weblog en verwijs naar je openbare pagina. Werk gedurende het 21eDingen programma met je RSS reader door nieuwe feeds toe te voegen;
  • Pas je persoonlijke RSS-reader aan aan je eigen wensen en breng orde in de stroom van informatie die je op gang gaat brengen door tabbladen aan te maken, bijv.:
    • ‘Nieuws’ (ieder dagblad heeft RSS!);
    • ‘Privé’ (Marktplaats, de weblog van een kennis, je (sport)vereniging);
    • ‘Vaknieuws’. Voeg onder elk kopje minstens drie RSS feeds toe die je aantreft op websites die je regelmatig bezoekt vanwege je vak. Wellicht tref je een RSS feed aan bij je vakorganisatie zijn, een wetenschapssite, tijdschrift of een organisatie als SURF;
    • ‘Onderwijs en ict′. Bij het eDing over weblogs kies je er een aantal uit die je de vanaf nu gaat volgen door je te abonneren op de RSS-feed.

Achtergrondinformatie

november 10, 2009 Posted by | eDing | Plaats een reactie

eDing 3: Stemmen

Auteur: Michel Jansen, zelfstandig ondernemer

theater

Inleiding

Wie vroeger naar het theater ging, nam tot zich wat de makers gaven. Er was weinig tot geen interactie: de voorstelling was tevoren ontwikkeld en werd uitgevoerd zoals die was. In latere jaren veranderde dat: acteurs gingen zich meer richten tot het publiek en de voorstelling werd – gedeeltelijk – ter plekke ingevuld. Stand-up comedy, een theatervorm waarin het publiek een centrale rol vervult, is al ontwikkeld is in de vorige eeuw, maar kent in deze eeuw een grote groei. Blijkbaar is er een groeiende behoefte aan interactie en willen we graag inspraak hebben in wat we zien.

Die behoefte aan interactiviteit speelt ook bij lezingen of presentaties: we vinden het prettig als een spreker luistert naar zijn publiek en zijn verhaal daarop aanpast. Lange tijd waren er beperkte mogelijkheden om dat te doen: soms peilden sprekers de meningen van de aanwezigen door middel van het opsteken van handen, maar daar bleef het vaak bij. Door de nieuwe media hebben we steeds meer interactiemogelijkheden kregen. Bij televisie zaten we nog achterover in onze stoel te kijken; bij het nieuwe medium games moeten we aan de slag en krijgen we de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op datgene wat we zien. Datzelfde geldt voor gedrukte media en internet: een boek lees je van a tot z, terwijl internet ons verleidt om steeds andere wegen te verkennen. Bij televisie-uitzendingen zijn we er al aan gewend dat het publiek kan bepalen wie een wedstrijd wint: je kunt bellen of sms’en om te laten weten wie volgens jou de beste is. Deze technische faciliteiten voor het creëren van interactie zijn inmiddels zo goedkoop geworden dat we ze ook in het onderwijs kunnen toepassen.

Stemmen in het onderwijs

Het houden van een monoloog vonden we lange tijd de beste invulling van een hoorcollege. Nu weten we dat het effectiever is om tijdens colleges interactie met de studenten te hebben, zodat zij actief met de leerstof om gaan. Dit kan natuurlijk door één op één met studenten in gesprek te gaan of in discussie met heel de groep. Je kunt ook studenten om hun mening vragen door hun hand op te steken. Wil je de meningen van de studenten inventariseren, dan is het stemmen met handopsteken een goed middel. Nadeel van deze stemvorm is dat het niet anoniem is en studenten elkaar kunnen beïnvloeden. Dit is te ondervangen door studenten hun antwoord op een briefje te laten schrijven, deze te verzamelen en te tellen. Een omslachtige wijze. Anoniem stemmen kan ook op andere manieren:

  • Stemkastjes
  • SMS-stemmen
  • Internet-stemmen

Naast het voordeel dat studenten elkaar niet meer beïnvloeden tijdens het stemmen is ook een voordeel dat de resultaten heel duidelijk in een diagram weergegeven kunnen worden. Nadeel van deze systemen is dat ze geld kosten en je ze voorafgaand aan het college moet organiseren. Je moet niet alleen de vragen verzinnen maar ook antwoordopties. Het blijkt dat dit de nodig ervaring vereist, om dit goed te doen.

Bij de meeste systemen is het alleen mogelijk om studenten te laten kiezen tussen verschillende voorgedefinieerde antwoorden. Bij sommige systemen is het ook mogelijk om open vragen te stellen, zodat de student het antwoord zelf kan formuleren.

We zullen hieronder, na een algemene introductie en de visie van studenten op stemmen in het onderwijs, de drie bovenstaande stemsystemen verder beschrijven.

Algemeen
Een belangrijk voordeel van stemmen ten opzichte van informeel vragen, is dat studenten worden gedwongen een keuze te maken en zo het geleerde daadwerkelijk toe te passen.

Het stemmen is op verschillende manieren in het onderwijs in te zetten. Hier volgen enkele mogelijkheden van het gebruik:

  • Testen van voorkennis studenten.
  • Keuze maken voor vervolgcollege.
  • Opiniepeiling, bijvoorbeeld voor het opstarten van een discussie.
  • Bewustwording van studenten: welke kennis beheersen ze nog niet. Bijvoorbeeld door het stellen van tentamenvragen.
  • Controle voor de docent. Heb ik iets goed uitgelegd?
  • Idols: kiezen voor een winnaar.
  • Inventariseren van kenmerken van de deelnemers om zo een beeld te krijgen van de samenstelling van de groep en je eigen positie.

Wat vinden studenten ervan?
Bij de Vrije Universiteit is een pilot gehouden met het SMS-stemmen. In dit interview geven studenten aan wat ze van het SMS-stemmen vinden.

  1. Stemkastjes
    Een voorwaarde voor het gebruik van stemkastjes is dat je instelling stemkastjes heeft. Een set bestaat uit een aantal stemkastjes, en een ontvanger die op de computer aangesloten moet worden. Wanneer je de stemkastjes gebruikt, is het nodig om bijgeleverde software te installeren. Met de meeste systemen kun je voor het college vragen maken in PowerPoint of Keynote. In deze film van Ohio University geven docenten aan waarom ze stemkastjes inzetten, hoe je deze het beste inzet en wat goede vragen zijn. In de filmpjes praat men over clickers; dit is de Engelse benaming voor stemkastjes.

    Het gebruik van stemkastjes is erg direct: je ziet precies met welk stemkastje nog niet gestemd is en de uitslag is direct op het scherm te laten zien. Tevens is het mogelijk om antwoorden op verschillende vragen te differentiëren. Wanneer je bijvoorbeeld bij de eerste vraag hebt gevraagd aan te geven of ze vrouw of man zijn, dan kun je in een volgende vraag onderscheid maken tussen wat de vrouwen hebben geantwoord en wat de mannen.

  2. SMS-stemmen
    Het is mogelijk om een meerkeuzevraag te stellen en de studenten te laten antwoorden via het versturen van een SMS. Studenten moeten bereid zijn om hieraan een SMS te besteden. Uit ervaringen bij de Vrije Universiteit blijkt dat studenten de kosten van het versturen van een SMS geen probleem vinden omdat ze een SMS-bundel hebben. Uit onderzoek blijkt dat het versturen van een SMS soms te veel moeite is. Het is dus zaak om studenten genoeg uit te dagen, opdat ze bereid zijn om een SMS te versturen. Het uitvoeren van de stemming kost ook meer tijd dan een stemming met stemkastjes omdat het schrijven en versturen van een SMS meer tijd kost dan het indrukken van een knop op een stemkastje.
    Binnen Nederland zijn er diverse aanbieders van het systeem van SMS-stemmen waarbij een stem-sessie ingekocht kan worden. Via SURFdiensten, is het mogelijk om een abonnement af te sluiten voor het programma SMS2vote. Op de site van SMS2vote staat software, een gebruikshandleiding en het is mogelijk om een gratis stemsessie te organiseren met een maximum van vijf stemmen.
  3. Internet-stemmen
    Wanneer studenten laptops of telefoons met internet tot hun beschikking hebben, is het mogelijk om een stemming te houden via het internet. Ook dit is op verschillende wijze te organiseren.
    Op twtpoll.com is het mogelijk om een vraag aan te maken. Je krijgt dan een unieke url, bijvoorbeeld twtpoll.com/0xf0qu. twtpoll-presentatie-uitkomstenBij het bezoeken van die pagina heb je de mogelijkheid om te stemmen en de resultaten van de stemming bekijken.
    Via Polleverywhere is het mogelijk om zowel via Twitter als via een internetpagina te stemmen.
    Op de site van Poll Everywhere kun je zien hoe het werkt. Voor het onderwijs kun je een gratis account aanmaken waarbij je 32 gebruikers kunt registeren en ook onbeperkt anoniem kunt stemmen. Je kunt ook onderstaande introductie bekijken.

Tips en trucs

  • Test een stemsysteem altijd voordat je het in gaat zetten. Je moet wennen aan de interface en ook aan de interactie met de studenten tijdens het stemmen. Test het bijvoorbeeld met een paar collega’s.
  • Vraag na het stellen van een vraag nooit: “Wie heeft voor antwoord A gestemd?” Het anonieme van de stemming vervalt zo en het is dubbelop. Je kunt wel vragen ‘Kan iemand die voor A heeft gestemd zijn keuze toelichten?’.
  • Stel bij de eerste keer stemmen niet meer dan drie vragen. Je doet zo ervaring op en loopt minder risico dan wanneer je het hele college aan het stemmen hebt opgehangen.
  • Stel niet te veel en vaak vragen. Studenten kunnen ‘vraag-moe’ worden.
  • Vraag na het stemmen aan enkele studenten wat ze van het stemmen vonden. Misschien hebben ze tips om de inzet en betrokkenheid nog verder te vergroten.

Opdrachten

  1. Onderzoek of je instelling in het bezit is van stemkastjes. Als dat zo is, leen deze set en voer een testsessie uit. Mocht je instelling geen stemkastjes hebben test dan de toepassing TWTpoll.
  2. Plaats je ervaringen op je blog: welke vraag heb je gesteld? Was het eenvoudig om dit in te zetten? Welke tip geef je een collega die dit wil inzetten?

    Voor gevorderden

    • Test de applicatie van Polleverywhere en schrijf erover in je weblog.
    • Bekijk dia 10 en 11 van de presentatie van Renée Filius en Magda Ritzen. Op deze dia’s staan voor- en nadelen van stemkastjes. Vertel in je blog welke voordelen van toepassing zijn voor jouw les en hoe je die gaat realiseren. Zijn er ook manieren om de door hen genoemde nadelen te ondervangen?
    • Vergelijk de verschillende stemsystemen en vertel welke functionaliteiten jij belangrijk vindt voor jouw onderwijs (bijv. mogelijkheid om multiple choice of juist open vragen te stellen, verschillende outputmogelijkheden enz.) en hoe je ze wilt toepassen.

    Achtergrondinformatie

    november 10, 2009 Posted by | eDing | Plaats een reactie

    eDing 4: Videomateriaal zoeken en gebruiken

    Auteur: Tom Visscher, Hogeschool INHOLLAND

    Inleiding

    Video via het internet is de laatste jaren enorm in populariteit toegenomen. De toegenomen snelheid van het internet speelt daarbij een rol maar ook het feit dat tegenwoordig bijna iedereen een breedbandaansluiting heeft: thuis, op het werk of mobiel. Ook in de collegezaal is het tegenwoordig mogelijk om video’s via het internet te laten zien.

    Bewegende beelden zeggen meer dan duizend worden. Twee voorbeelden uit de praktijk

    1. Je geeft een PowerPoint presentatie en hebt daarin een videolink naar een actueel beeldfragment uit Academia opgenomen. De video spreekt tot de verbeelding en je houdt daardoor de aandacht bij je studenten vast.
    2. Een student neemt zichzelf op bij een presentatie, rollenspel of lessituatie. De student plaatst de video op SURFmedia en stuurt een videolink naar medestudent of docent en vraagt vervolgens feedback. De videolinks kunnen in een reflectieverslag of bijvoorbeeld in het discussionboard van Blackboard worden geplakt.

    Videobestanden zijn vaak te groot om te e-mailen. Bij bovenstaande voorbeelden is één klik op een videolink voldoende om de film direct af te spelen. De gebruikte techniek heet ‘streaming’. De videolink verwijst naar een speciale ‘streaming server’ op het internet. De server deelt de video op in beelden en verstuurt deze via het internet. Wanneer er voldoende beelden zijn aangekomen en gebufferd in je pc, zal de film direct afgespeeld worden. Het is niet meer nodig om de video eerst helemaal te downloaden en op te slaan op uw eigen pc.  Streaming video maakt het bovendien mogelijk om fragmenten virtueel te knippen en als nieuwe link te bewaren en op te nemen in een document, blog, website of digitale leeromgeving.

    Videoplatforms zijn de laatste jaren als paddenstoelen uit de grond geschoten. Bekende platforms zijn o.a. BlipTVVimeoMsn Video en met als absolute nummer één YouTube. Nieuwssites als Nuvideo en Uitzendinggemist zijn ook erg populair. TvTutti is een verzamelsite met alle uitzendingen van zowel publieke als commerciële omroepen.

    Onderwijskanalen zijn YouTube Edu met  veel  videolectures (van universiteiten uit de VS) en  ITunes U met gratis colleges, taallessen en audioboeken die je kunt beluisteren en/of bekijken op een iPhone, Mac of pc.

    Academia is de speciale online onderwijs- en onderzoekscollectie voor het hoger onderwijs met duizenden uren audio en video uit de archieven van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Naast oude Polygoon-journaals worden  o.a. uitzendingen van het Journaal, het Jeugdjournaal, Eén vandaag, Netwerk, Nova/Den Haag Vandaag, Pauw en Witteman, Andere Tijden, Zembla en De Leugen Regeert digitaal beschikbaar gesteld via SURFmedia.

    Voor sommige video’s die worden aangeboden via SURFmedia is het nodig om in te loggen met je instellingsaccount. Je moet ook kijkrechten hebben van de video die je wilt bekijken. Om de hierboven genoemde video’s te kunnen bekijken moet je onderwijsinstelling een Academia-licentie hebben.

    Professionele trainingsvideo’s van TFC en videoArts worden ook via SURFmedia aangeboden. Ook hier geldt dat je onderwijsinstelling daar een licentie op moet hebben om de video’s te kunnen bekijken.

    Welk videoplatform gebruik ik in mijn onderwijs?
    Wanneer je als docent een video via het internet wilt verspreiden zijn er verschillende videoplatforms die je daarvoor kunt gebruiken.

    SURFmediaSURFmedia is het platform voor alle docenten en studenten in het HO om zelf video te plaatsen. Elke student krijgt gratis 1Gb aan ruimte en kan daar (afhankelijk van de kwaliteit) zo’n 3 tot 6 uur video uploaden.  Je kunt zelf aangeven wie de video’s mag bekijken en of deze ook gedownload mogen worden of alleen als videostream  bekeken mogen worden.

    YouTubeVoordeel van SURFmedia ten opzichte van YouTube is de uitgebreide afscherming die SURFmedia  biedt, belangrijk bij privacy gevoelige video’s zoals bijvoorbeeld reflectieverslagen. Daarnaast is het mogelijk om op SURFmedia langere videofragmenten te zetten. Standaard is dat bij YouTube beperkt tot 10 minuten.
    Daarentegen is YouTube absoluut het meest bekeken video platform op het internet, als je bekend wilt worden, ga je naar YouTube!

    Videomateriaal zoeken en gebruiken in het onderwijs

    Video kan op veel verschillende manieren in het hoger onderwijs worden ingezet.
    De volgende indeling geeft een overzicht, de links verwijzen naar exemplarische voorbeelden uit SURFmedia.

    1. De student filmt zelf
    2. De student wordt gefilmd
    3. Video als instructie- en voorbeeldmateriaal
    4. Actueel en historisch bronmateriaal
      • Zie de Academia collecties (licentie vereist)
      • Videofragmenten als voorbeeld, activering bij (hoor)colleges
      • Videofragmenten als startpunt voor discussie of opdracht
      • Analyse van bestaand videomateriaal
      • Videobeelden als informatiebron voor project of opdracht

      Zie voor meer praktijkvoorbeelden de
      video goodpractices site op SURFspace.

    Tips en trucs

    Om video op een goede manier in te zetten in het onderwijs is het noodzakelijk dat er aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Denk aan het volgende:

    • Ga naar de wiki video2learn. Je vindt hier veel tips en trucs over het gebruik van video en het implementeren daarvan in het onderwijs.
    • Maak een keuze welk platform je gebruikt. Als je een breed publiek wilt bereiken voor bijvoorbeeld promotiedoeleinden, gebruik dan YouTube. Bij privé of privacy gevoelige opnames kun je beter SURFmedia gebruiken.
    • Maak studenten mediawijs. Wijs ze op copyright en privacy, laat ze nadenken over wat ze waar plaatsen en over wat privé gehouden moet worden en wat openbaar gezet kan worden.
    • Met de virtuele snijmachine kun je virtueel knippen in video’s. Je plakt een (video) URL in de snijmachine, markeert het begin en einde en bewaart de videolink die verwijst naar een deelfragment van de video.
    • Ook voor YouTube-filmpjes is er een virtuele snijmachine: TubeChob
    • Handleidingen

    Opdrachten

    1. Login of meld je aan bij SURFmedia, via jouw instelling of via jouw SURFgroepen account.
    2. Bekijk de verschillende voorbeelden van videogebruik in het hoger onderwijs, eerder genoemd in deze post.
    3. Vergelijk SURFmedia met YouTube, zoek daarbij naar specifieke voor het onderwijs relevante onderwerpen. Vergelijk bijvoorbeeld de zoekresultaten  die je krijgt in YouTube en SURFmedia als je zoekt met het trefwoord reflectie.
    4. Schrijf een blogpost over de verschillende mogelijkheden van YouTube en SURFmedia, geef aan hoe jij video wil gaan inzetten in jouw onderwijspraktijk en welk platform je daarvoor gebruikt en waarom je hiervoor gekozen hebt.

    Voor gevorderden

    Schrijf een blogpost over het zoeken naar beeldmateriaal in SURFmedia. Als je op een instelling werkt met een Academia licentie kun je in SURFmedia zoeken naar een reeks filmpjes over een (actueel) onderwerp, bijv. de kredietcrisis of de oorlog in Afghanistan, de aanslag van 11/9/2001, gebruik hiervoor het zoeken op datum.

    • Wanneer je weinig of geen actuele video’s vindt, heeft je instelling waarschijnlijk geen Academia licentie. Je kunt dan naar filmpjes uit oude Polygoon Journaals zoeken: die zijn voor iedereen toegankelijk.
    • Selecteer een aantal films dat je wilt gaan gebruiken en maak daar favorieten van en/of plaats ze in een eigen collectie.
    • Geef in je blogpost aan hoe je die films wilt gaan gebruiken: als voorbeeld van een opdracht in jouw vakgebied waarbij studenten gebruik maken van …. Geef hierbij aan hoe je het aanbiedt: in de les zelf, in de ELO (als achtergrondinformatie), via een presentatie? Waarom bied je het op deze manier aan?
    • Link één van deze filmpjes in je blogpost. Je kunt de video ook embedden. Het lijkt dan of de video op je eigen pagina staat. Hoe dit gaat is per site verschillend. Je hebt hier meestal de embedded code van de video nodig die vaak bij de video staat.

    Achtergrondinformatie

    • Webstroom is de community voor videogebruikers in het Hoger Onderwijs;
    • Wiki over video: video2learn;
    • Praktijkvoorbeelden zijn te vinden opde video goodpractices site op SURFspace;
    • Academia ontsluit  veel historisch en actueel beeld materiaal voor het hoger onderwijs;
    • Recht in Beeld heeft honderden fragmenten beeldmateriaal over juridische onderwerpen opgenomen, verzameld en toegankelijk gemaakt ten behoeve van het gebruik in diverse onderwijssituaties. Het materiaal is opgeslagen op SURFmedia en m.b.v. de virtuele snijmachine zijn deelcollecties gemaakt;
    • ZoEp is een tool die op een efficiënte en gebruikersvriendelijke manier Academiamateriaal aanbiedt aan gebruikers in het hoger onderwijs, waarvan de instelling over een Academialicentie beschikt. Je kunt als gebruiker een zoek- en vindprofiel samenstellen.
    • Beelden voor de toekomst is een project van Beeld en Geluid, Filmmuseum, Nationaal Archief, Vereniging van Openbare Bibliotheken, Centrale Discotheek Rotterdam en Stichting Nederland Kennisland, om het audiovisueel erfgoed van Nederland te digitaliseren;
    • YouTube Edu: films uit de categorie onderwijs van YouTube, veel videocolleges en weblectures vanuit voornamelijk de VS zijn hier te volgen;
    • TeacherTube: een website waar instructievideo’s verzameld worden. Behalve video’s vind je hier ook documenten en presentaties, geluidsbestanden en beeldmateriaal. Alle materialen op deze site (ook de films) kunnen hier gedownload worden;
    • Yahoo Video: vergelijkbaar met YouTube;
    • Vimeo: een wat kleinere videosite, maar wel met een aparte categorie ‘Education & Do it Yourself’ waar veel interessant materiaal te vinden is;
    • Uitzending gemist en Uitzending bewaard: videomateriaal van de omroepen, soms van meer dan een jaar geleden;
    • TvTutti: een verzamelsite met alle uitzendingen van zowel publieke als commerciële omroepen;
    • Nederland 24: een digitaal tv-kanaal van de consumentenomroep waarop dag en nacht oude uitzendingen worden getoond, verdeeld over verschillende kanalen, zoals een geschiedeniskanaal, een cultuurkanaal en een politiek journaal;
    • Leraar 24 is een website voor PO en VO met video’s met onderwijsprojecten en –tips. Ook interessant voor het HO;
    • Collegerama is een portal van de TU Delft met voorbeelden van weblectures;
    • Videoplatforms in Wikipedia met elkaar vergeleken.

    november 10, 2009 Posted by | eDing | Plaats een reactie

    eDing 5: Video maken

    Auteur: Tom Visscher, Hogeschool INHOLLAND

    Inleiding

    Video wordt al heel lang in het onderwijs gebruikt. Meestal gaat het daarbij om het bekijken van videomateriaal, maar inmiddels is het maken van films ook heel populair geworden. o.a. omdat bijna iedereen wel een apparaat heeft om zelf film mee op te nemen. De meeste mobiele telefoons kunnen tegenwoordig video opnames maken en er zijn instant USB camera’s te koop zoals de ‘Flip’. Dit apparaat maakt alleen video-opnames en kan niet telefoneren. De kwaliteit van de Flip is echter beter dan van een mobiele telefoon. Je kunt de Flip met korting aanschaffen bij http://www.surfspot.nl

    Video maken in het onderwijs

    Het maken van een filmpje hoort inmiddels tot de alledaagse activiteiten van jongeren, net als het online zetten van de gemaakte films. Studenten maken ook steeds vaker video’s in opdracht van hun docent. Dat kan gaan om opnames van bijvoorbeeld presentaties of gesprekstechnieken, maar ook om korte documentaires of nieuwsitems. Videoblogs worden door studenten en door docenten gemaakt, als een soort videodagboek. Een mooi voorbeeld hiervan is het videoblog van Sjaak Jansen, gespot op Leraar24.

    Video’s worden geplaatst op YouTube of SURFmedia. SURFmedia is het platform voor het hoger onderwijs met uitgebreide afschermingmogelijkheden. Elke student (en docent) in het HO kan een account aanmaken.

    Video maken voor het internet gaat meestal in drie stappen:

    1. Opnemen;
    2. Bewerken en opslaan;
    3. Uploaden naar SURFmedia of YouTube.

    Omdat het maken van video zo eenvoudig is geworden en omdat de kosten voor de apparatuur gedaald zijn, worden er veel filmpjes gemaakt. Dat wil niet zeggen dat alle producties technisch ook goed zijn. Het goed gebruik maken van licht en een statief kunnen de kwaliteit sterk beïnvloeden. Ook geluid speelt een belangrijke rol.

    Ook als je filmt met relatief eenvoudige apparaten, zoals de Flip (een camera met de ingebouwde usb-stick, die je direct met je computer kunt verbinden), is het goed om te realiseren dat beelden beter worden met een goede belichting en dat geluid een belangrijke rol speelt. Zorg er in ieder geval voor dat als je met een instant camera filmt niet te ver van de spreker staat. En gebruik, waar mogelijk, een klein statief. De beeldkwaliteit van een video wordt bepaald door de resolutie van de video en de beschikbare bandbreedte waarmee je de video kunt afspelen.

    Videobestanden zijn vaak groot en er bestaan verschillende bestandsformaten. Er is een continue competitie tussen Apple en Microsoft tussen de verschillende formaten. De formaten zijn niet zonder meer uitwisselbaar. Apple werkt met MOV of MP4 bestanden. Bewerken doe je met Apple iMovie
    Windows werkt met AVI bestanden. AVI bewerk je met Windows Moviemaker en je bewaart het als WMV bestand.

    De Flip is er in verschillende soorten: de Ultra I en de Flip Mino nemen beiden op in AVI formaat. De Ultra II en Flip Mino HD nemen op in MP4 formaat. Indien je met een videocamera werkt kun je mbv. Firewire kabel of via een USB kabel de video inlezen en daarna bewerken en opslaan als MP4 (Apple) of WMV (Windows) bestand. Er zijn inmiddels ook alternatieven voor de Flip, zoals de Kodak Zi6 Pocket en de nieuwste iPod Nano (Apple).

    MP4 en WMV bestanden zijn meestal te groot om te e-mailen. Een oplossing hiervoor is om deze naar een streamingserver te uploaden zoals YouTube of SURFmedia.
    YouTube heeft een uploadlimiet van 10 minuten per filmpje en is beperkt in het afschermen van privacy gevoelige opnamen. SURFmedia biedt elke student 1Gb aan videoruimte en biedt uitgebreide afscherming mogelijkheden. Zo kunnen studenten bijvoorbeeld alleen hun docent en een aantal medestudenten toegang geven om een opgenomen presentatie te zien en te beoordelen. Behalve dat je video’s in SURFmedia kunt afschermen kun je er ook voor kiezen om bezoekers toe te staan jouw video te downloaden.

    Toepassingen
    Video wordt ondermeer gebruikt om te reflecteren, om bijvoorbeeld te laten zien aan docent of coach of je al over voldoende presentatievaardigheden beschikt, het programma DiViDu is daar speciaal voor ingericht. Ook SURFmedia wordt hiervoor intensief gebruikt. Reflectievideo’s die op SURFmedia staan kunnen studenten linken aan hun digitaal portfolio of in een Blackboardforum plaatsen waarin om feedback gevraagd wordt. Jeroen Bottema beschrijft in zijn weblog Leervlak.nl over zijn ervaringen m.b.t. videoreflectie in digitaal portfolio.

    Ook wordt video ingezet bij projecten waarbij studenten bijvoorbeeld gezamenlijk een evenement in beeld brengen. Bijvoorbeeld het WKAmsterdam, een jaarlijks cultureel (voetbal-)evenement in Amsterdam waarbij 32 nationaliteiten strijden om de eer. In 2008 kregen studenten van Hogeschool INHolland Vrijetijdsmanagement van het Ministerie van Buitenlandse Zaken de opdracht dit evenement in beeld te brengen voor de ambassades. De videofragmenten die op dit YouTube kanaal staan zijn eerst door studenten op SURFmedia WKAmsterdam geplaatst. De studenten kregen als opdracht mee om in de titel WKAmsterdam mee te geven waardoor de video’s binnen SURFmedia automatisch aan elkaar gelinkt werden. De video’s werden vervolgens beoordeeld en na goedkeuring en selectie zijn ze gedownload en vervolgens op YouTube gezet. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een aantal van de filmpjes ingesloten in de websites van herkomstlanden.

    Voor het taalonderwijs kan het interessant zijn om studenten een ondertiteling te laten maken bij een film. Als je de video zelf hebt gemaakt, kun je in MovieMaker eenvoudig een ondertiteling maken. Voor het maken van een ondertiteling bij filmpjes die op YouTube staan, kan je terecht op CaptionTube. YouTube biedt deze mogelijkheid sinds kort ook zelf. Als je een filmpje hebt gemaakt kun je die ook plaatsen op DotSub, en daar ook de vertaling maken. Als je bij een online filmpje van een ander ondertitels wilt plaatsen moet je altijd toestemming hebben van degene die de film online heeft gemaakt en/of online heeft gezet.

    Door studenten zelf te laten werken met video kun je ze niet alleen wijzen op de mogelijkheden van het maken en delen van video’s, maar ook op de gevaren ervan. Een filmpje van een overuitbundige feestpartij zal een potentiële werkgever niet overtuigen van de afgebeelde persoon voor een verantwoordelijke baan. Door zelf te filmen leren studenten hoe ze video’s kunnen gebruiken om een boodschap over te brengen, en hoe ze de boodschappen van anderen kunnen interpreteren, en ze leren naar zichzelf te kijken en te reflecteren. Door zelf video’s te plaatsen op YouTube en SURFmedia gaan studenten nadenken over copyright en privacy en wat ze wel niet kunnen plaatsen.

    Tips en trucs

    Opdrachten

    1. Maak een instructiefilmpje of een kort introductiefilmpje voor je vak of over jezelf en plaats dit op SURFmedia.
    2. Experimenteer met het afschermen van de video. Geef in ieder geval jezelf en je coach toegang. Schrijf een blogpost over het maken van jouw filmpje en de dingen waar je tegen aan bent gelopen. Geef je mening over hoe studenten kunnen omgaan met kwesties als copyright en privacy.

    Voor gevorderden

    • Maak een wat uitgebreide montage van het introductiefilmpje. Je kunt daarbij overgangen, titels etc. gebruiken. Achtergrond muziek geeft ook een extra dimensie aan je productie. Let daarbij op copyright.

    Achtergrondinformatie

    november 10, 2009 Posted by | eDing | 1 reactie

    eDing 6: Bellen via internet

    Auteur: Michel Jansen, zelfstandig ondernemer

    Inleiding

    De telefoon is tegenwoordig een communicatiemiddel dat bijna iedereen gedachteloos gebruikt. Naast vaste telefonie is ook mobiele telefonie een geaccepteerde communicatietechniek. Bijna elke Nederlander heeft een telefoonnummer en is dus telefonisch te bereiken. Bij telefoneren is het zo geregeld, dat de persoon die belt voor de verbinding moet betalen.

    Om deze belkosten te omzeilen, is het mogelijk om via het internet te bellen. Dit kan via gratis computerprogramma’s als SkypeGoogle talk of Windows Live Messenger. Hierbij is het noodzakelijk dat de persoon die je wilt bellen ook een account heeft bij deze dienst. Je belt via Skype, Google Talk of Windows Live Messenger niet naar een telefoonnummer, maar naar een accountnaam. Het is noodzakelijk dat beide personen die met elkaar willen bellen zijn ingelogd op het hetzelfde systeem. Het is mogelijk om met meerdere mensen tegelijkertijd een gesprek te voeren, te videobellen (één op één) en zelfs je scherm te delen.

    klik hier om naar Skype te gaan

    VOIP
    Naast het bellen via deze programma’s is het ook mogelijk via een internetprovider te bellen via het internet of via de kabel. Dit heet VOIP: Voice over IP (Internet Protocol). Deze vorm van bellen maakt gebruik van de standaard telefoonnummers. Het bellen verloopt via een VOIP-telefoon of via een normale vaste telefoon die is aangesloten op een VOIP-modem. Een computer is niet nodig om via VOIP te bellen. Omdat dit een vervanger is van het normale thuisgebruik van de telefoon, behandelen we het niet binnen die eDing.

    Skype
    Via Skype kan je niet alleen bellen naar personen die op dat moment achter de computer zitten; het is ook mogelijk om naar bestaande telefoonnummers te bellen. Om dit mogelijk te maken heb je beltegoed nodig op je account. Dit kun je via internet aanschaffen. Met name de internationale belkosten zijn via Skype stukken lager dan de reguliere kosten.

    Voor het voeren van kwalitatief goede gesprekken is het aan te bevelen om een microfoon en koptelefoon te gebruiken. Deze worden gecombineerd verkocht onder de naam ‘headset’. Bij een slechte internetverbinding kan de kwaliteit van het geluid tegenvallen.

    In deze instructievideo legt Christopher Chiang, docent aan de Monta Vista High School, Cupertino, United States, uit hoe je Skype installeert en hoe hij het inzet in zijn onderwijs.

    Het bellen via de computer heeft vier belangrijke voordelen:

    1. Kosten
      Het bellen tussen gebruikers die gebruik maken van hetzelfde programma is gratis. Het bellen naar standaard telefoonnummers is meestal goedkoper dan met de gewone telefoonverbinding. Internationale gesprekken via internet zijn stukken voordeliger dan via het vaste netwerk;
    2. Versterken
      Omdat de telefoongesprekken via de computer lopen, is het redelijk eenvoudig om deze te versterken zodat ze in een gehele klas te horen zijn. In leslokalen en collegezalen met computer is deze vaak aangesloten op luidsprekers;
    3. Opnemen
      Gesprekken via een computer zijn met bepaalde programma’s op te nemen om later weer af te luisteren;
    4. Eenvoudige telefoonconferentie

    Het is mogelijk en zeer eenvoudig om met meerdere mensen tegelijkertijd te spreken. Zo is het mogelijk om telefonisch te vergaderen.

    Internetbellen in het onderwijs

    Het telefoneren via de computer is op verschillende manieren in het onderwijs in te zetten. Een docent zegt het volgende: “I most often use Skype to call guest speaker’s land lines/cell phones. Other classes have used Skype as a way for sick or suspended students to attend class virtually.”

    Hier staan enkele mogelijkheden van het gebruik.

    • Zieke docent / student
      Wanneer een docent ziek is kan hij via de telefoon toch instructie of uitleg geven. Een student kan onderwijs volgen d.m.v. bellen via internet, zonder in de klas aanwezig te zijn;
    • Expert in de klas
      Het binnenhalen van externe expertise in een college kan erg nuttig zijn. Wanneer een expert niet in de gelegenheid is om naar de instelling te komen, of wanneer dit te veel tijd of geld kost, is bellen via internet een goede oplossing om de expert een verhaal te laten vertellen;
    • Begeleiding op afstand
      Tijdens stages is het belangrijk om contact te houden met studenten. Dit zou kunnen plaatsvinden door te bellen via internet. Zeker bij studenten die in het buitenland stage lopen, is dit een goedkoper alternatief dan bellen via een vast nummer.
      Bij een HBO instelling organiseren ze voor dit contact stageterugkomdagen. Studenten die in het buitenland stage lopen kunnen niet naar de instelling te komen op deze stage terugkomdagen. Buitenlandse stagiair(e)s kunnen dan een groepsoverleg via Skype organiseren, voor het onderlinge contact en het contact met de instelling;
    • Samenwerken / Vergaderen
      Bellen via internet kan plaats vinden in groepsverband. Een handige wijze om op afstand met elkaar te vergaderen. Zo zijn reistijden te voorkomen;
    • Telefonisch spreekuur
      Middels bellen via internet kunnen docenten een ‘telefonisch’ spreekuur kunnen houden. Door alleen op afgesproken tijden in te loggen, bepaal je als docent op welke moment je beschikbaar bent. Op andere momenten log je niet in op de applicatie en kunnen de studenten geen vragen stellen.
      Bij sommige instellingen is het mogelijk om via Windows Live Messenger vragen te stellen aan studievoorlichters of studenten;
    • Taalonderwijs
      Studenten taalonderwijs kunnen met native speakers bellen om zo te oefenen. John Daniëls beschrijft op zijn blog Internet en Onderwijs hoe hij Skype op deze wijze heeft ingezet.

    Tips en trucs

    • Gebruik voor een betere geluidskwaliteit een headset.
    • Stem voor het bellen duidelijk af welk systeem je gaat gebruiken en wissel de accountnamen uit. Test de verbinding vooraf.
    • Op een computer waarbij je niet de rechten hebt om een programma te installeren, kun je toch bellen met Skype door deze op een memorystick te plaatsen. Dit is uitgelegd in deze notitie van Willem Karssenberg.
    • Google Talk en Windows Live Messenger zijn gekoppeld aan andere diensten zoals, e-mail en bestandopslag. Dit zou invloed kunnen hebben op de keuze voor een toepassing.
    • Wanneer je wilt bellen met studenten, is het handig tevoren te inventariseren welk systeem het meeste gebruikt wordt en daar dan voor te kiezen.

    Opdrachten

    1. Gesprek via Skype, Windows Live Messenger, of Google Talk.
      Voer een gesprek via internet. Maak een afspraak met een cursusdeelnemer of collega om dit gesprek te voeren. Spreek met elkaar af welke van de drie hierboven genoemde programma’s jullie gaan gebruiken. Zorg dat het programma op je computer (of op een memorystick) staat en maak een account aan. Geef in je persoonlijk blog weer wat je ervaringen zijn: welk programma heb je gebruikt, hoe eenvoudig en gebruiksvriendelijk was het en hoe was de geluidskwaliteit? Wat is volgens jou de meest nuttige toepassing van bellen via het internet binnen het Hoger Onderwijs?
    2. Voer een teleconferentie met meerdere mensen via een van de genoemde programma’s of test het bellen via internet in een collegezaal en onderzoek of het goed functioneert in deze opstelling. Schrijf hier ook een blogpost over en geef tenminste één aandachtspunt waarop je moet letten om de inzet van deze techniek tot een succes te maken.

    Voor gevorderden

    • Met de meeste applicaties waarmee je kunt bellen via het internet is het ook mogelijk om te videobellen. Voor met één van de applicaties een videochat.
    • Deze applicaties zijn ook te gebruiken op smartphones. Nadeel van de diverse programma’s is dat je niet van het ene programma met het andere kunt bellen. Hier zijn ook weer oplossingen voor ontwikkeld. Met deze programma’s is het mogelijk om te bellen en chatten via verschillende sites. Zo kunnen ook de gesprekken van Skype, MSN, AIM, Google Talk in Nimbuzz gevoerd worden. Via Fring is het ook mogelijk om te chatten met je contacten van Facebook en Hyves. Onderzoek één van deze applicaties.

    Achtergrondinformatie

    november 10, 2009 Posted by | eDing | Plaats een reactie

    eDing 7: Wiki's

    Auteur: Margreet van den Berg, ICT en Onderwijs
    Wikipedia

    Inleiding

    De term ‘wiki’ is afgeleid van ‘wiki wiki’, Hawaïaans voor ’snel, vlug, beweeglijk’. Het is dan ook de naam van een busdienst op Hawaï. Daarnaast is een wiki een website waarop gebruikers heel makkelijk samen aan informatie kunnen werken. Het bijzondere aan het samenwerken in een wiki is dat niet alleen ieders bijdrage aangevuld, verbeterd en verwijderd kan worden maar ook dat alle wijzigingen, met de naam van degene die de wijziging heeft doorgevoerd, online bewaard worden. Daardoor kan  iedereen zien hoe de huidige pagina tot stand is gekomen en wie daaraan een bijdrage hebben geleverd. De meest bekende wiki is Wikipedia, de online encyclopedie die gemaakt is door internetgebruikers. Klik maar eens op het Wikipedia-logo hiernaast om de encyclopedie te openen en zoek een pagina met inhoud waar je wat mee hebt, bijvoorbeeld je geboortedorp of een onderwerp uit je vakgebied.  Bekijk op die pagina de tabbladen ‘geschiedenis’ en ‘overleg’. Je ziet dan de geschiedenis van de pagina en hoe mensen samenwerken aan deze online encyclopedie.

    wiki-busmaatschappijEr bestaan open en gesloten wiki’s. Iedereen die toegang heeft tot internet kan een open wiki bekijken en, al dan niet na het aanmaken van een account, eraan bijdragen.  Wikipedia is de grootste open wiki op het web. Naast de Amerikaanse versie zijn er o.a. een Franse, Duitse en natuurlijk ook een Nederlandse versie van Wikipedia. Iedereen die een account aanmaakt bij Wikipedia kan wijzigingen aanbrengen in de wiki: van loodgieter tot kunstenaar en van puber tot gepensioneerde. Een gesloten wiki is bedoeld voor een beperkt aantal mensen. Voor een gesloten wiki heb je toegangsrechten nodig om die te bekijken of eraan mee te werken. Meestal word je door de beheerder van de wiki uitgenodigd om een bijdrage te leveren.

    Om een wiki te laten slagen is het van belang dat de deelnemers elkaars bijdragen respecteren en als doel hebben om gezamenlijk een goede tekst te schrijven. De discussiepagina – die op elke wikipagina is te vinden – biedt de mogelijkheid om te overleggen wat de beste tekst is voor die pagina.

    Wiki’s in het onderwijs

    Wiki’s kunnen in het onderwijs op 2 manieren ingezet worden: je kunt ze raadplegen en je kunt er zelf een maken.

    • Raadplegen.
      Wikipedia wordt door heel veel studenten gebruikt als naslagwerk. Als ze een onbekend begrip tegenkomen wordt het vaak opgezocht in Wikipedia. Volgens het tijdschrift Nature zijn de artikelen op het gebied van science ongeveer even nauwkeurig  als die in de beroemde Encyclopedia Brittanica. Maar waar de Encyclopedia Britannica geschreven is door experts op hun vakgebied die speciaal hiervoor zijn uitgenodigd, wordt Wikipedia geschreven en onderhouden door de gebruikers zelf. Omdat er zoveel gebruikers zijn, èn omdat deze gebruikers allemaal samenwerken om tot de beste inhoud te komen, is door de jaren heen Wikipedia steeds verder verbeterd waardoor de inhoud nu van hoge kwaliteit is. Onder de gebruikers ook veel hoogleraren, zoals Erwin. R. Seydel (o.a. Universiteit Twente), Dolph Kohnstamm (emeritus Universiteit Leiden), Robert Meijer (Universiteit van Amsterdam) en Joop van der Horst (Katholieke Universiteit Leuven).
      Dat deze mensen een bijdrage leveren aan Wikipedia betekent natuurlijk niet dat Wikipedia een wetenschappelijke bron genoemd kan worden. Maar Wikipedia kan door studenten wel gebruikt worden om zich te oriënteren op een bepaald onderwerp of cursus, mits ook andere bronnen geraadpleegd worden om de betrouwbaarheid van de in Wikipedia gevonden informatie te verifiëren. Daarnaast leent Wikipedia, door de pagina’s over het ontstaan van de tekst en de discussiepagina bij elk lemma,  zich er uitstekend voor om studenten te laten nadenken over de betrouwbaarheid van bronnen en om het belang van het vermelden van de datum waarop een internetbron is geraadpleegd te benadrukken. Een wiki biedt immers de mogelijkheid om vorige versies van een pagina te bekijken dus als de datum waarop een wikipagina is geraadpleegd wordt vermeld, kan via het tabblad ‘Geschiedenis’ de pagina zoals die was op die datum nog jaren daarna bekeken worden.
    • Zelf een wiki maken.
      Je kunt wiki’s niet alleen raadplegen: je kunt met een aantal mensen samen ook een wiki maken. Studenten kunnen samenwerken in een wiki, bijvoorbeeld om samen een werkstuk te maken, een essay te schrijven of een uitgebreid artikel. Een wiki kan ook gebruikt worden als voorbereiding op een conferentie of – na afloop daarvan – de verslaglegging van de presentaties die op die conferentie gegeven zijn.

    Het werken met een wiki heeft een aantal voordelen:

    • De docent kan precies zien wie wat wanneer en waarom heeft gedaan in de wiki. Hierdoor wordt het ontstaansproces zichtbaar en het werk van de student kan – mede – hierop beoordeeld worden;
    • De software zorgt voor versiebeheer: als per ongeluk iets is weggegooid of ten onrechte gewijzigd kan met één druk op de knop een vorige versie van de wiki teruggezet worden;

    Door  studenten te laten publiceren op het web kan aandacht besteed worden aan copyright: wanneer mag je materiaal dat elders op het web gevonden wordt in je eigen wiki overnemen?

    Tips en trucs

    Om tekst te kunnen bewerken moet je je over het algemeen aanmelden. Soms wordt daarvoor een e-mailadres gevraagd, maar lang niet altijd. Toch kan het handig zijn om wel het e-mailadres op te geven bij het aanmelden: het wordt soms gebruikt om gebruikers te informeren over de pagina’s waarvan ze hebben aangegeven die te willen volgen en soms ook om het password toe te sturen als dat kwijt is geraakt.

    Veel digitale leeromgevingen bieden de mogelijkheid om binnen die omgeving een wiki op te zetten. Dat biedt een aantal voordelen: de student kent de omgeving, de hosting van de wiki is in handen van een bekende partij die hierop aangesproken kan worden en de toegang tot de wiki is beveiligd. Wie graag gebruik wil maken van de kennis van de internetgemeenschap of niet de mogelijkheid heeft om een wiki op te zetten binnen de digitale leeromgeving van de onderwijsinstelling, kan gebruik maken van de vele (gratis) wiki’s op het web zoals Wikispaces, PBwiki en Wetpaint Wiki. Ook binnen SURFgroepen kan een wiki opgezet worden. Deze wiki heeft echter geen overlegpagina’s.

    Opdrachten

    1. Lees in ‘Wiki in het onderwijs : Didactische handreiking voor docenten’  het hoofdstuk ‘Waarom een wiki in het onderwijs?’ (p. 4-6). Schrijf vervolgens een blogpost over hoe in jouw onderwijs een wiki kan worden ingezet: als naslagmiddel of door studenten zelf een wiki te laten bouwen.
    2. Beschrijf in een blogpost in welke situaties en onder welke voorwaarden jouw studenten gebruik mogen maken van wikipedia als naslagwerk.

    Voor gevorderden

    • Ga naar de speel- en ontdekwiki voor deze cursus. Maak hier een nieuwe pagina aan waarop je een stukje schrijft over wiki’s in het onderwijs. Voeg een afbeelding toe en embed een filmpje.
    • Ga naar de Engelstalige <http://www.wikipedia.org/&gt; of Nederlandstalige <http://nl.wikipedia.org/&gt; Wikipedia en lees een aantal lemma’s op jouw vakgebied. Corrigeer fouten of voeg iets toe aan deze encyclopedie.
    • Zet een eigen wiki op bij Wikispaces, Wetpaint of Pbwiki. Zet alvast een aantal pagina’s klaar en nodig collega’s of studenten uit om je te helpen je wiki te vullen.

    Achtergrondinformatie

    november 10, 2009 Posted by | eDing | Plaats een reactie

    eDing 8: Weblectures

    Auteurs: Hans Bronkhorst en Pierre Gorissen

    Inleiding

    Heb je dat ook wel eens? Dat je bij een presentatie zit en denkt “dit zouden mijn collega’s ook moeten kunnen zien en horen”. Of dat je echt niet bij een presentatie of college kon zijn, maar die wel heel graag had willen kunnen bekijken? Dan ben je zeker niet de enige. Elke dag worden er daarom over de hele wereld opnames gemaakt van presentaties, colleges, promoties, instructies, lessen. Die opnames worden dan online beschikbaar gesteld zodat anderen die kunnen bekijken in hun browser of kunnen downloaden om later te bekijken en/of te beluisteren. Zo’n opname bestaat dan minimaal uit de audio van de spreker, maar meestal ook uit videobeelden en een opname van datgene wat via de beamer geprojecteerd wordt.
    Ook in Nederland maken onderwijsinstellingen steeds vaker gebruik van zulke opnames, ook wel “weblectures” genaamd. Deze opnames krijg je via streaming techniek op je pc te zien. Dat betekent dat je niet hoeft te wachten totdat een (soms groot) bestand gedownload is op je pc, je krijgt het in stukjes en beetjes binnengestroomd en het blijft ook niet op je pc achter. Hieronder staat een voorbeeld van een Weblecture. Rood omlijnd is de video, de dia is groen omlijnd en wat aanvullende informatie over de spreker is blauw omlijnd.

    voorbeeld van een weblecture

    Hoe werkt het?
    Nog niet zo lang geleden, was het maken van een opname voor een weblecture tamelijk arbeidsintensief. Er werd met een voicerecorder of videocamera een opname gemaakt van de spreker. Die opname werd ingelezen in een computer en handmatig gekoppeld aan de dia’s van de spreker. Daarna werd het resultaat online geplaatst waarbij de opname niet te groot mocht zijn omdat bandbreedte van kijkers vaak beperkt was. Met name de foto’s op de dia’s waren vaak veel te groot voor een goede ontvangst.

    Tegenwoordig zijn er geïntegreerde systemen om weblectures te maken op de markt. Dit kan een mobiele set zijn of er worden collegezalen en lokalen voorzien van een opnamesysteem. Bij beide opstellingen kan een opname vooraf ingepland worden en die start dan automatisch of met een druk op de knop door de spreker. Het opnamesysteem maakt dan volledig automatisch een video-opname en synchroniseert die met de eveneens automatisch gemaakte opname van het beeldscherm van de spreker. Tevens worden de gebruikte dia’s naar webformaat gecomprimeerd, waarmee het bandbreedteprobleem van voorheen opgelost is. Het resultaat wordt dan live gestreamed naar het internet of is anders binnen enkele minuten na afloop van de opname online beschikbaar. Allemaal zonder tussenkomst van mensenhanden en met hogere kwaliteit dan voorheen.

    Weblectures in het onderwijs

    Weblectures worden in het onderwijs vooral ingezet om colleges en presentaties vast te leggen en beschikbaar te maken voor studenten. Ze kunnen achteraf de hele opname of delen ervan nog eens bekijken. Bijvoorbeeld alleen de delen die niet die ze niet begrepen hadden. Voor studenten met een functionele beperking, een chronische ziekte, of waarvan de tijdens het college gebruikte taal niet hun moedertaal is, kunnen deze opnames een grote uitkomst bieden. Daarnaast wordt er geëxperimenteerd met het inzetten van weblectures bij werkcolleges en practica of bij afstandsonderwijs waarbij het live via chat stellen van vragen de interactie van het livecollege vervangt. Ook wordt bekeken hoe de opnames gerichter ingezet kunnen worden, bijvoorbeeld door middel van het opnemen van de uitleg van deelonderwerpen in een “studio” zonder publiek waarna de opname als ondersteuning van de reguliere uitleg door de docent gebruikt wordt. Zie daarvoor ook eDing 4: Videomateriaal zoeken en gebruiken.

    Het maken van een weblecture
    Steeds meer onderwijsinstellingen schaffen een geïntegreerd product aan voor het maken van weblectures. Voorbeelden van producten die in Nederland gebruikt worden, zijn: MediaSite, Presentations2Go, Echo360, Podcast Producer. Voordeel van deze producten is dat het complete oplossingen zijn die meestal ook het beheer van de opnames op de server regelen, het inplannen van automatische opnamen mogelijk maken, toegang tot de opnames kunnen afschermen etc.
    Nadeel is echter dat kosten die met de software en hardware gemoeid zijn relatief hoog zijn. Om te starten gaat het dan om bedragen voor licenties en complete opnameset van zo’n tien- tot twintigduizend euro per jaar.

    Je kun ook eenvoudiger starten door zelf opnames te maken. Met een laptop of een MP3-speler (bijvoorbeeld een iPod) met externe microfoon kun je al prima opnames maken van de audio van een presentatie of les. Die kun je dan achteraf combineren met de dia’s en gratis online zetten via Slideshare.net. Wil je er video aan toevoegen, dan kun je gebruik maken van het eveneens gratis VCASMO.com. Met het gratis Jing programma (beschikbaar voor Windows en Mac) kun je opnames van je beeldscherm maken met bijbehorende audio. Wil je een presentatie live streamen en opnemen, inclusief audio, video en de dia’s, dan kun je ook gebruik maken van Adobe Connect dat voor alle medewerkers en studenten van bij SURFnet aangesloten instellingen gratis beschikbaar is via SURFgroepen.nl.
    Het is ook mogelijk om het bij het opnemen de dia’s, video en audio tegelijkertijd op te nemen. Dit kan met het gratis programma Windows Media Encoder 9.
    Dit soort opnames kost meer werk dan de volledig geautomatiseerde opnames, maar kan wel heel goed dienen als mogelijkheid om nu meteen aan de slag te gaan. Met deze voorbeelden zou je intern draagvlak kunnen creëren voor beter schaalbare oplossingen.

    Tips en trucs

    • Vraag voordat je begint na wat er allemaal al mogelijk is binnen jouw organisatie. Het is zonde van je tijd om zelf op zoek te gaan naar hardware en software als er elders in de organisatie al ondersteuners rondlopen die een opname kunnen (laten) maken voor je.
    • Begin klein. De meeste initiatieven zijn gestart met een camera achter in het lokaal of een docent die een MP3 speler met microfoon gebruikte om de audio van een les op te nemen. Laat zien wat de meerwaarde is in het onderwijs, wat studenten er van vinden en ga dan op zoek naar geld voor professionelere oplossingen.
    • De audio van een weblecture is het belangrijkste dat er is. Als de spreker niet goed te verstaan is zal de opname niet beluisterd of bekeken worden. Investeer zo vroeg mogelijk in goede (dasspeld-)microfoons.
    • Vind je het te spannend om meteen opnames te maken terwijl je voor een groep studenten staat? Begin dan eens met het opnemen van stukjes uitleg zonder publiek en eventueel alleen audio in combinatie met een presentatie. Zo kun je rustig wennen aan het terug horen van de opname van je eigen stem, het zien van jezelf op een video-opnames etc.
    • Leer van anderen, bekijk weblectures van andere docenten en kijk wat zij doen of juist niet doen. Dit kun je ook samen met collega’s doen. Vraag aan hen wat ze goed of minder goed vinden aan jouw weblectures en bespreek op jouw beurt hun weblectures.
    • Wil je opnames van gastsprekers maken? Leg ze dan altijd vooraf uit waarvoor je opnames maakt en vraag ze schriftelijk toestemming om de opname online te plaatsten. Het is zonde van je tijd als je de opname op verzoek van de spreker weer offline moet halen.
    • Stel jezelf de vraag voor welke doelgroep je de opname wilt maken en met welk doel. Is het voor de studenten van het vak om het college nog eens terug te horen, dan mag de kwaliteit van de opname best iets minder zijn. Gaat het echter om visitekaartjesopnamen zoals de opening van het academisch jaar, houd dan rekening met betere en meer camera’s, postopname¬bewerkingen en wat dies meer zij.
    • In het SURF project OASE wordt geëxperimenteerd met andere, uitgebreidere onderwijskundig verantwoorde manieren van inzet van weblectures. Denk bv. aan het benadrukken van fragmenten voor gericht vragen stellen aan studenten of aan vormen van afstandsonderwijs, waarbij vormen van feedback een extra uitdaging kunnen betekenen. Als je hier zelf ook aan denkt, neem dan contact op met de projectleider Leo de Jong.

    Opdrachten

    1. Zoek een weblecture op jouw vakgebied. Je kunt weblectures o.a. hier vinden:

      Bespreek op je weblog:

      • Wat je ziet en hoe de techniek werkt. Hoe kun je navigeren door de weblecture?
      • Wat vindt je goed in de lecture en wat zou jij zeker niet doen?
      • Bedenk een opdracht bij de weblecture zodat studenten de weblecture terug willen kijken en beschrijf deze.
    2. Leg uit waarom je wel of geen weblecture zou (laten) maken van je eigen colleges. Ga je die gewoon gebruiken of zijn er redenen om dit juist niet te doen?

    Voor gevorderden

    • Maak zelf een weblecture:
      • Vraag eerst na of er binnen jouw organisatie al ondersteuning voor geleverd wordt;
      • Kies dan een van hierboven genoemde opname mogelijkheden en neem een les/instructie/stukje uitleg op.
    • Plaats de weblecture online, verwijs er naar in een blogpost. Beschrijf ook je eigen ervaringen met het maken van je eerste weblecture: wat viel mee, wat viel tegen, wat zou je de volgende keer anders doen of juist weer hetzelfde?
    • Leg in een blogpost uit aan je collega’s wat een weblecture is en waarom zij die zouden kunnen willen gebruiken.

    Achtergrondinformatie

    november 9, 2009 Posted by | eDing | Plaats een reactie

    eDing 9: Screencasting

    Auteur: Karel Roos, Universiteit Leiden, ICLON

    Inleiding

    Wat is een Screencast? Wikipedia hanteert de volgende definities:

    Een screencast is een digitale opname van computerbeeldscherm door gebruik te maken van software die vastlegt wat er op het beeldscherm gebeurt. Vaak zijn deze screencasts voorzien van commentaar van de maker.

    Een screencast is in essentie een filmpje van wat een computergebruiker ziet op zijn beeldscherm.

    Hier vind je een voorbeeld van een screencast, waarin Pierre Gorissen uitlegt hoe je Surfmediavideo’s kunt plaatsen in de elo Natschool of bekijk onderstaand voorbeeld op YouTube, waarin een screencast gebruikt wordt om uit te leggen wat een screencast is:

    Het is mogelijk om alles wat op het beeldscherm gebeurt op te nemen, waarbij tijdens “de opname” middels een microfoon het filmpje van gesproken tekst/commentaar kan worden voorzien. Het publiek van de screencast (een “schermvideo”) kijkt dus als het ware “over je schouder” mee naar het beeldscherm terwijl je daarop allerlei zaken uitlegt. Let wel, deze opname maak je niet met een camera: software op je computer of op het web legt de beelden op het scherm vast.

    Onder andere op Wikipedia vind je overzichten van beschikbare screencastprogramma’s. In dit eDing richten we ons alleen op de web 2.0 online screencast services. Daarnaast zijn er vele programma’s beschikbaar, bijvoorbeeld Camtasia of Screenflow (Apple), die meer functionaliteiten dan de gratis online-services hebben.

    Veel screencastdiensten worden gratis aangeboden of in ieder geval gratis in basisfunctionaliteit. Als die basisfunctionaliteit niet voldoende blijkt te zijn, kan je dikwijls je account voor een bepaald bedrag upgraden. Voordeel van deze online diensten is dat je er niets voor op je computer hoeft te installeren: het enige wat je nodig hebt is een webbrowser zoals Internet Explorer. Dit is ideaal in onderwijsomgevingen, waar de werkplekken meestal beveiligd zijn en het doorgaans niet toegelaten wordt dat er zaken geïnstalleerd worden. Om de screencast achteraf van gesproken commentaar te kunnen voorzien heb je een (in de computer ingebouwde of losse) microfoon nodig.

    Voorbeelden van gratis online screencast-diensten zijn Screenr, ScreenToaster, ScreenCastle en Screen-o-Matic. Deze diensten zijn redelijk laagdrempelig en eenvoudig in gebruik. Let op: Screentoaster werkt alleen met Internet Explorer voor windows (en dus niet op de Mac). Je kunt vaak kiezen om de opgenomen screencast direct bij dezelfde dienst voor anderen beschikbaar te stellen of om de screencast als videobestand te downloaden Na het downloaden kun je de video bewerken en plaatsen (zie ook eDing 5: Video Maken) op één van de vele online video sites zoals Surfmedia, YouTube en Vimeo.

    Het aanbieden van jouw screencast bij de betreffende online-screencastservice zelf heeft het voordeel dat er specifieke interactieve elementen worden aangeboden. Zo kun je bijvoorbeeld bij het maken van een screencast bij Screencast-o-Matic achteraf notities op bepaalde momenten plaatsen waar gebruikers, die via de website Screencast-o-Matic naar jouw screencast kijken, kunnen doorspoelen naar de momenten die bij die notities horen. Zeg maar een inhoudsopgave. Vervolgens kunnen zij dan vragen of commentaar geven (indien jij dat natuurlijk hebt ingesteld) bij die momenten. Bij een screencast die je zelf op bijvoorbeeld op Surfmedia of YouTube hebt geplaatst vervallen deze functionaliteiten.
    Een viertal mogelijke online diensten wordt hieronder kort beschreven. Tevens vind je hier een vergelijkingstabel voor deze vier sites, waarin de volgende zaken naast elkaar gezet worden: noodzaak van een account, online upload screencast, download screencast, interactie, webcamgebruik, editing mogelijk, afscherming mogelijk, limieten en opmerkingen.
    overzicht_4_online_screencastdiensten
    (klik op de tabel om een grotere versie te bekijken of de tabel te downloaden)

    • ScreenrScreenr-logo
      De screencast, “1-minute tour”, op de homepage van Screenr.com laat zien hoe je met deze service zelf een screencast kunt maken. Om deze dienst te kunnen gebruiken moet je eerst inloggen met je Twitteraccount. Als je nog niet twittert is het aan te raden een twitteraccount aan te maken, al was het alleen maar voor deze handige screencapturedienst. Je kunt overigens middels een “vinkje” aangeven dat betreffende screencast niet als “tweet” gepubliceerd hoeft te worden. Je kunt hem ook online opslaan en de URL in een mailtje of in een blog gebruiken.
      Maximaal 5 minuten video kun je gratis opnemen, zowel op Mac als PC. Het is zelfs mogelijk om de screencast beschikbaar te stellen voor de iPhone.
    • ScreenToasterScreenToaster-logo
      Via de demoknop op de homepage van deze site start er een screencast van 2,5 minuten, waarin de werking van de dienst uitgelegd wordt. Een aardig extraatje bij deze dienst is dat je naast je scherm en microfoon ook nog je webcam erbij kunt gebruiken. In de screencast kun je ook je eigen hoofd opnemen als “talking head” of je kunt iets laten zien voor de webcam. Op Berks.tv staat een mooi voorbeeld van een screencast met een talking head.
      Zodra je jouw screencast hebt geplaatst kunnen bezoekers van de ScreenToaster-site via zoekopdracht bij jouw filmpje terecht komen. Uiteraard kun je jouw filmpje ook middels geleverde URL per email of op jouw blog, wiki of website ontsluiten. Je kunt jouw opgenomen screencasts op hun site plaatsen, naar YouTube uploaden en je kunt ook jouw screencast downloaden. Het downloaden kan alleen maar direct aansluitend op de opname en dus niet in een later stadium.
      Er bestaat de mogelijkheid om jouw screencast van een ondertitel te voorzien die de hele film getoond wordt.
    • ScreenCastleScreenCastle-logo
      Het bijzondere van ScreenCastle is dat je je niet hoeft- en zelfs niet kunt registreren. Zodra je de screencast hebt gemaakt moet je direct alle adres-/URL-gegevens kopiëren uit het informatievenster naar bijvoorbeeld een Worddocument. ScreenCastle is zeer eenvoudig en biedt weinig extra’s. Druk op grote rode knop, geef aan welk deel van scherm opgenomen moet worden en of je ook de microfoon wilt gebruiken, dat is alles.
    • Screencast-o-MaticScreencast-O-Matic-logo
      Het maken van een screencast, die je kunt voorzien van notes en commentaar, is mogelijk bij Screencast-o-Matic. Enerzijds kun je tijdens of na de opname zelf notes plaatsen: korte notities koppelen aan tijdsmomenten binnen de screencast. Bezoekers kunnen dan later direct naar die Notes toe klikken. Eigenlijk een soort aanklikbare inhoudsopgave van jouw screencast. Voor korte filmpjes overbodig, voor de wat langere filmpjes toch wel erg handig. Anderzijds kun je instellen of de bezoekers zelf ook notes kunnen instellen. Dat biedt de mogelijkheid dat je als docent feedback kunt geven op een passage van een door de student gemaakte screencast.
      Bezoekers kunnen commentaar plaatsen bij jouw screencast, mits jij daar benodigde toestemming voor hebt ingesteld bij jouw screencast. Commentaar heeft, in tegenstelling tot de notes, betrekking op de gehele screencast en is niet gekoppeld aan een bepaald fragment van je screencast.
      Je kunt je opgenomen screencasts op de site van Screencast-O-Matic plaatsen of naar YouTube uploaden. Je kunt je screencast ook downloaden (exporteren) naar je eigen p.c. Dat laatste kan alleen maar direct aansluitend op de opname en dus niet in een later stadium.

    Screencasting in het onderwijs

    Het zal je misschien wel eens gebeuren dat je studenten wilt vertellen wat ze precies moeten doen op de computer. Je kunt ze daarbij natuurlijk in een computerzaal stap voor stap door het proces leiden, maar dat betekent dat iedereen op elkaar moet wachten. Het is handig als je dit soort instructies kunt aanbieden in de vorm van een screencast die iedereen in zijn eigen tijd en vooral: in zijn eigen tempo kan doornemen.

    Screencasts zijn niet alleen handig om uit te leggen hoe een programma werkt: je kunt er ook andere dingen mee laten zien. Bijvoorbeeld het voordoen van wiskundige berekeningen en bewerkingen (ook wel ‘mathcast‘ genoemd), of het maken van een getekende uitleg (sketchcast) met behulp van een tablet p.c. of een tekentablet. Of aan de hand van Google Earth geografische – en/of demografische zaken aan de orde stellen.

    Overigens, omgekeerd zou een student natuurlijk zelf ook een screencast kunnen maken over een bepaald concept/principe, als product van een opdracht. Zo kan hij op zijn eigen moment laten zien dat hij een wiskundige formule goed begrijpt: hij legt het op de screencast uit en de docent kan het op een zelf gekozen moment bekijken en beoordelen (door er bijvoorbeeld feedback op te geven). Ook zouden studenten deze screencast kunnen gebruiken als studiemateriaal.

    Over screencasting en onderwijs is bij Educause in de reeks van “7 things you should know about…” ook een overzichtelijke publicatie geplaatst volgens het vaste stramien: What is it? Who is doing it? How does it work? What are the downsides? Where is it going? What are the implications for teaching and learning?

    Screencasts kunnen een bijdrage leveren aan een rijke leeromgeving en zo nu en dan zelfs dienen als vervanging van face to face instructie.
    De interactiviteit is bij de meeste screencasts beperkt tot ‘doorspoelen’ en ‘terugspoelen’. Extra mogelijkheden zijn het leveren van commentaar en opmerking op specifieke passages in de screencast. Met Screencast-o-Matic is deze interactiviteit te realiseren.

    Tips en trucs

    Een screencast maken hoeft technisch gezien niet lastig te zijn. Hieronder staat een lijst van voor de hand liggende- maar ook minder voor de hand liggende zaken waar je aan zou kunnen denken bij het maken van een hoogwaardige screencast.

    Voorbereiding

    • Ga bewust om met de keus of je je volledige scherm laat opnemen of een bepaald gebied. Overbodige scherminfo leidt alleen maar af. De meeste online screencastdiensten bieden je de mogelijkheid te kiezen voor het opnemen van het hele scherm of een rechthoekig gebied daarbinnen. Zo zal bij een screencast, die volledige binnen Internet Explorer plaatsvindt het waarschijnlijk niet nodig zijn dat bovenin de menubalk, alle werkbalken, de adresbalk, als mede aan de onderzijde de Windows taakbalk getoond worden. Tenzij dat natuurlijk een functie heeft binnen jouw uitleg.
    • Stel de schermresolutie voorafgaande aan de opname in op een geschikte waarde: 800 x600 of eventueel uiterlijk 1024 x 768
    • Online screencastdiensten bieden doorgaans niet de gelegenheid de opname nog aan te passen in geval dat je je bijvoorbeeld versproken (lijkt me overigens niet erg als dat incidenteel voorkomt) hebt of omdat je een heel onderdeel bent vergeten uit te leggen. Het moet er in 1 keer goed op. In die situatie is het dus zaak dat:
      • je vooraf voor jezelf een script schrijft waarin staat wat je gaat vertellen;
      • je allerlei mogelijke pop-ups (bijvoorbeeld bij nieuwe mail) vooraf gaande aan de opname uitschakelt;
      • je een bordje “niet storen” op je deur hangt;
      • je de telefoon uitschakelt;
      • Je een glaasje water in de buurt hebt.
    • Een 5 minuten filmpje is goed te doen, maar gaat het om langere producties, dan kun je beter het onderwerp in stukken knippen en per deel een aparte screencast maken en die met aparte links bijvoorbeeld aanbieden.
    • Als er binnen de producties geschakeld gaat worden tussen allerlei vensters, zet die vensters dan vooraf open. Het is zonde van de tijd dat er “zendtijd” verloren gaat aan het langzaam openen van veel vensters. Met de toetscombinatie “alt + tab” of “command + Tab” kun je snel naar een ander al geopend venster ‘springen’.
    • Zet alle overbodige software/vensters uit.
    • Vergeet niet om zaken vooraf terug te draaien als jij bijvoorbeeld die zaken hebt aangepast tijdens de generale repetitie voor je screencastopname. De screencast wordt natuurlijk erg rommelig als je bijvoorbeeld wilt laten zien hoe je iets aan zet terwijl dat al aan staat.
    • Maak een korte proefopname (generale repetitie) om zaken als geluid te kunnen testen.
    • De gesproken tekst moet echt ondersteunend zijn voor wat de kijker op dat moment ziet.

    Uitvoering

    • Begin in je screencast eerst kort te vertellen wat er in de screencast getoond gaat worden. Je zou daar bijvoorbeeld een Powerpoint dia ter ondersteuning voor kunnen gebruiken binnen de screencast.
    • Indien de online screencastdienst dat toelaat (middels pauzeknop of –toetscombinatie), neem dan vooral je pauzes tijdens de opname.
    • Maak niet meer muisbewegingen dan echt noodzakelijk. Dat kan erg onrustig zijn en leidt af.
    • Wees zuinig met hoeveelheid gesproken tekst. Ga geen triviale zaken die op het scherm plaatsvinden ook nog eens toelichten.
    • Geef aan het einde van de screenkast een korte terugblik waarin je het belangrijkste herhaalt.

    Achteraf

    • Controleer de opname zeer aandachtig op privacy gevoelige zaken zoals zichtbaarheid van telefoonnummers van andere mensen etc. Worden er echt geen zaken van het PC scherm getoond die de wereld niet mag zien?
    • Zijn de gesproken teksten goed te verstaan?

    In het blogartikel van Tom Kuhlman vind je onder het kopje: “See these Tips in action” twee voorbeelden van screencasts:

    • hoe het niet moet:
    • hoe het wel moet:

    Bij de achtergrondinformatie van dit eDing vind je links waar nog meer tips te vinden zijn of waar een aantal van de hierboven vermelde punten uitvoeriger aan de orde komen.

    Opdrachten

    1. Bekijk de demo-screencasts voor Screenr en ScreenToaster op de homepages.
    2. Maak een screencast over een onderwerp binnen jouw vakgebied dat zich leent voor screencasting en gebruik daarvoor ScreenToaster of Screenr. Plaats in je blog een link in naar de door jou gemaakte screencast.
    3. Schrijf een blogpost over het werken met de door jouw gekozen screencast-service. Geef in deze post aan hoe moeilijk of gemakkelijk het was en of er zaken mis zijn gegaan. Waar ben je het meest tevreden over? Geef een tip voor iemand die ook een screencast gaat maken.
    4. Geef in je post tenminste één voorbeeld van een opdracht in jouw vakgebied waarbij jij of je studenten gebruik maken van screencasts.

    Voor gevorderden

    • Bekijk deze screencast en probeer eens naar bepaalde hoofdstukken/notes te springen. Plaats er tevens commentaar bij.
    • Maak met Screencast-o-matic een screencast van bijvoorbeeld 5 minuten en breng daar achteraf middels “notes” een hoofdstukindeling aan die de bezoekers kunnen gebruiken om naar bepaalde fragmenten te springen. Tevens moeten zij commentaar kunnen leveren en notes kunnen plaatsen. Maak een link in je blog naar deze screencast en leg uit wat en hoe je verschillende zaken in die screencast hebt geregeld.
    • Geef in je post tenminste één voorbeeld van een opdracht in jouw vakgebied waarbij jij of je studenten gebruik maken van Screencast-o-Matic en daarbinnen van notes.

    Achtergrondinformatie

    november 8, 2009 Posted by | eDing | 1 reactie

    eDing 10: Repositories

    Auteur: Gerard Bierens

    Inleiding

    schermafdruk NarcisHet lijkt een heldere term, maar zelfs onder de experts ontstaat nog regelmatig spraakverwarring. Waar hebben we het over, als we het hebben over repositories? Zijn het archieven waarin publicaties duurzaam worden opgeslagen, of zijn het juist zoekmachines waarmee die publicaties weer teruggevonden kunnen worden? Vooralsnog het meest veilige antwoord is ‘beiden’.
    Veel Nederlandse universiteiten en HBO instellingen beschikken over een technische infrastructuur die hen in staat stelt om kennisproducten van hun studenten en medewerkers veilig en duurzaam te bewaren. In de praktijk spreken we dan over repository-software in combinatie met opslagruimte, meestal in beheer van de bibliotheek. Iedere onderwijsinstelling kan er zelf voor kiezen of, en op welke wijze die kennisproducten aan het publiek worden vrijgegeven. In de praktijk koppelen veel instellingen in Nederland hun repositories aan de landelijke platformen Narcis en HBO-Kennisbank. De eerste ontsluit hoofdzakelijk universitaire wetenschappelijke publicaties, de tweede geeft toegang tot publicaties en afstudeerverslagen uit het hoger beroepsonderwijs.
    Je zou het niet direct verwachten, maar repositories passen prima bij de web 2.0 filosofie. Vrije toegang tot kennis (Open Access), is een belangrijke drijfveer. Het delen en hergebruik van kennis zelfs nog meer.
    21edingen hbo-kennisbank promoRepositories zijn krachtige instrumenten waarmee inhoud gegeven kan worden aan de Open Access gedachte. Wie een kijkje neemt op Narcis of HBO-Kennisbank zal zien dat web 2.0 elementen ruimschoots aanwezig zijn. De geavanceerde zoektechnologie is niet zoals voorheen dominant aanwezig, maar wordt aangeboden via een heldere en eenvoudig te bedienen zoek-interface. Andere typische web 2.0 mogelijkheden als RSS, ranglijsten, tagclouds, waarderingen en recensies zorgen voor de nodige interactiviteit. En belangrijker nog, voor nieuwe toepassingsmogelijkheden in het onderwijs en onderzoek.

    Repositories in het onderwijs

    Repositories kunnen in het onderwijs voor verschillende doeleinden gebruikt worden:

    • Als student/docent/lector/wetenschapper op de hoogte blijven van ontwikkelingen binnen het eigen vakgebied was voorheen vooral een kwestie van zoveel mogelijk vakliteratuur lezen. Nadeel daarvan is dat die informatie al vooraf gefilterd is door anderen. Die beperking gaat niet op voor repositories, als bezoeker kun je daarin zelf de gewenste informatiestromen inregelen en afbakenen. Wie bijvoorbeeld belangstelling heeft voor onderwijsvernieuwing, hoeft deze zoekterm alleen éénmalig in te geven in Narcis of HBO-Kennisbank. Vervolgens zorgt een RSS abonnement er voor dat alle nieuwe publicaties over onderwijsvernieuwing in de persoonlijke RSS-lezer terecht komen. Dezelfde methode is bruikbaar wanneer men op de hoogte wil blijven van publicaties van een specifieke auteur, van een specifiek documenttype, kennisdomein, taal enzovoorts.
    • Profileren als kennisinstelling
      Universiteiten doen het al veel langer, maar ook hogescholen profileren zich steeds meer als kennisinstellingen. Studenten, docenten en lectoren publiceren samen met collega’s uit de beroepspraktijk ontzettend veel waardevolle content. Helaas worden publicaties van eigen medewerkers niet altijd als zodanig herkend en liggen afstudeerverslagen vaak in een bibliotheekkast te verstoffen. Daarmee gaat waardevolle kennis nodeloos verloren, terwijl juist die kennisproducten van grote waarde kunnen zijn voor onderzoekers, onderwijs en het werkveld. De HBO-Kennisbank biedt daarom een landelijk platform voor bachelor- en masterscripties, publicaties van medewerkers, onderzoeksresultaten van lectoraten, leermiddelen van docenten en andere documenttypes. Daarmee is de HBO-Kennisbank een platform waarmee hogescholen hun expertise voor een breed publiek kunnen etaleren. Meer informatie, zie de thema-site Open Onderzoek.
    • Lessen maken en onderzoek doen met behulp van repositories
      Hoewel het eigenlijk voor de hand ligt, gebeurt het nog weinig: Het inzetten van repositories voor onderwijsdoeleinden. Mogelijkheden zijn er genoeg. Zo bevat LOREnet een grote collectie leermiddelen, ingebracht door docenten en weer herbruikbaar voor andere docenten. Wetenschappelijke publicaties uit Narcis kunnen gebruikt worden om inzichtelijk te maken welke onderzoeksmethoden gebruikt kunnen worden en hoe de resultaten daarvan op een correcte manier vastgelegd kunnen worden. Ook de HBO-Kennisbank kan op allerlei manieren gebruikt worden. Uiteraard als inspiratiebron voor wie zelf gaat afstuderen maar ook voor docenten die ‘lessons learned’ van eerdere afstudeerders in hun lesmateriaal willen integreren of een opdracht willen geven om een trendanalyse te maken op basis van eerdere masterscripties. Men kan ook denken aan een lesplan waarbij het plaatsen van recensies deel is van een projectopdracht. De mogelijkheden zijn legio.
    • Profileren van persoonlijke expertise
      Niet alleen de onderwijsinstellingen hebben baat bij publieke toegang tot de kennis die ze in huis hebben, hetzelfde geldt voor de auteurs van deze kennisproducten. Wie als wetenschapper een publicatielijst op een landelijk platform als Narcis kan presenteren geeft niet alleen inzicht in zijn/haar persoonlijke vakinhoudelijke kennis, maar profileert zich tegelijkertijd ook als een expert binnen het vakgebied. Een soortgelijk platform is er voor lectoren in het HBO, http://www.lectoren.nl, en ook de HBO-Kennisbank geeft ruimte voor experts die hun expertise willen etaleren.

    Tips en Trucs

    • De zoekmachine van de HBO-Kennisbank kan op twee manieren gebruikt worden. Zoals bij iedere zoekmachine kunnen uiteraard trefwoorden worden ingetikt in het zoekvenster; daarbij zijn ook combinaties met boleaanse operatoren (AND, OR, NOT) mogelijk. De andere methode is die van verfijning via de zogenaamde ‘drill-down’ methode waarbij je je vraag steeds verder verfijnt door steeds nieuwe filters toe te passen. Bovendien kunnen beide opties ook met elkaar gecombineerd worden. Tik bijvoorbeeld maar eens als trefwoord duurzaamheid, kies daarna in de rechterkolom voor jaartal ‘2009’ en daarna voor objectsoort ‘bachelor thesis’. Dit natuurlijke proces van steeds verdere verfijning levert exact hetzelfde resultaat op als deze toch wat complexe zoekopdracht: duurzaamheid AND “bachelor thesis” AND 2009.
    • Narcis.info maakt gebruik van het zogenaamde Digital Author ID. In feite wordt daarmee aan iedere wetenschapper een uniek nummer toegekend waardoor alle publicaties van die wetenschapper door de jaren heen in één overzicht geplaatst kunnen worden, ook als de auteur regelmatig van werkgever verandert of gaat publiceren onder een andere naam. De onderliggende technologie maakt het mogelijk om profielpagina’s samen te stellen, met directe toegang tot een schat aan waardevolle informatie van- en over de betreffende wetenschapper. Zoek bijvoorbeeld maar eens in Narcis naar: macKenzie-Owen.
    • Het grote voordeel van LOREnet is dat het een centrale plek is met toegang tot een grote verzameling leermaterialen. Maar daarmee zijn al die materialen nog niet direct beschikbaar in de eigen ELO. Het is gelukkig niet heel moeilijk om de LOREnet zoekmachine te integreren in een elektronische leeromgeving. Iedere functioneel beheerder kan dit met behulp van de LUZI-plugin voor elkaar krijgen, meer details daarover op deze pagina.

    Opdrachten

    1. Check bij bibliotheek of mediatheek van de instelling waarvoor je werkzaam bent op welke manier repositories worden ingezet. Ook als er nog niets gedaan wordt met repositories, probeer dan te achterhalen waarom niet. Leg dit vast in je weblog.
    2. Ga aan de slag met Narcis en/of HBO-Kennisbank, zoek naar onderwerpen die je interesse hebben en abonneer je via RSS op de zoekresultaten.

    Voor gevorderden

    • Alleen voor HBO: als de afstudeerverslagen van je opleiding nog niet zijn opgenomen op de HBO-Kennisbank, informeer dan bij de mediatheek wat er voor nodig is om dat proces in gang te zetten.
    • Maak werk van je persoonlijke profilering en zorg ervoor dat je publicaties zichtbaar worden in Narcis of HBO-Kennisbank. Heb je eigen leermiddelen ontwikkeld, stel ze dan beschikbaar via LOREnet. Beschrijf dit proces in je weblog.
    • Voor wie niet zelf publiceert: ga op zoek naar publicerende collega’s en stel hen voor om de voorgaande opdracht samen uit te voeren.

    Achtergrondinformatie

    november 7, 2009 Posted by | eDing | Plaats een reactie